Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/365

Deze pagina is proefgelezen

zonder dat het geschil eenigszins gemiddeld scheen, bleef de jonkman nog wat aarzelend staan, terwijl hij vroeg: »Zoo heeft Uwe Heerlijkheid mij dan niets verder aan te bevelen, niets op te dragen voor mijne reize?"

»Niets! Ik sta u toe afscheid te nemen van de señora uwe moei. Vervoeg u bij mijn secretaris om de noodige penningen tot uwe reize, hij kent mijne intentiën… en ziende dat Gasparo droevig en verwonderd tot hem opzag, eindigde hij: — Credietbrieven kan ik u niet geven; daar, waar gij heengaat, is mijn naam al zoozeer gehaat als die van een Spanjaard, die hun Sanct Wilhelmus en zijne Watergeuzen heeft tegengestaan, en die stem heeft gehad in den Raad van Beroerten…"

De arme Gasparo had begrepen, hij had zijn oom onwillens getroffen op eene zeer kwetsbare plek. Zwijgend zonk hij op eene knie neder. Van Drenkwaart gaf hem even snel zijne hand te kussen, doch trok die terstond daarop terug om eene gebiedende beweging te maken, die den jonkman deed opstaan en ijlings vertrekken,

Van Drenkwaart zag hem na tot hij de kamer verlaten had, toen liet hij zich weer terugvallen in zijne kussens, en dekte voor een oogenblik het gelaat met beide handen. — »Dit afscheid is voor eeuwig," sprak hij bij zich zelven, »wat er nu volge, ik zal hem niet kunnen weerzien; hierna past hij niet meer aan mijne zijde — de ongelukkige, die niet weet wat hij tegengaat!…" daarop zweeg hij en bleef in een somber gepeins verzonken. Toen hij zich daaruit ophief, zag hij rond met een vreemden en verwilderden blik, en riep zoo luid, dat het aan de andere zijde van het vertrek kon verstaan worden: »De gelukkige, hij gaat naar Holland! Hij kan het doen — hij mag het! Ik… ," de dokter en de pastoor waren reeds toegeschoten; de eerste ving hem op, want onder de overspanning der ziel zijn lichaamstoestand vergetende, was hij opgestaan zonder dat zijne kranke voeten hem konden schragen.

»Wat heb ik u gezegd!" sprak meester Foulques, pater Antonisz. aanziende, die veelbeduidend met het hoofd knikte. Het gezegde van den dokter sloeg op een gesprek, dat zij beiden gevoerd hadden, terwijl de Staatsraad zich met zijn neef onderhield. Bescheiden hadden zij zich ter zijde gehouden bij diens komst, en zonder aandacht te geven op hetgeen er tusschen de verwanten