Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/415

Deze pagina is proefgelezen

EEN ALKMAARDER TE PRAAG.




Voor het eerst ontmoeten wij den Alkmaarder van wien ik spreken wil, nog te Alkmaar, en wel gaande over ’t Sonoy’s hof, toenmaals (1609) in bezit van Mr. Willem Bardesius, wien hij waarschijnlijk een bezoek heeft gebracht. Het is een jonkman van omstreeks zes-en-twintig jaar, wiens geheele uiterlijk een sterk, krachtig gestel aanduidt, terwijl zijne groote, levendige oogen, zijn schrander voorhoofd en zijne sterk sprekende gelaatstrekken getuigen, dat de ziel hier in kracht en helderheid niet voor het lichaam wijkt, maar dat er tusschen beider ontwikkeling die zeld. zame evenredigheid en samenstemming heerscht, die den mensch tot Heer en pronkstuk der Schepping maakt: eene gezonde ziel in een gezond lichaam. Het stempel van genialiteit en oorspronkelijkheid is echter op het gelaat niet te miskennen; en dat zal niemand verwonderen, als wij zeggen dat de jonge man van wien wij spreken, niemand anders is dan Cornelis Drebbel, een der meest vindingrijke vernuften van zijn tijd, een der helderste denkers en der scherpzinnigste wijsgeeren. Zijne kleeding was het stemmig zwart, en de deftige kraag van de aanzienlijken in dit tijdperk. Daar het een huiverige herfstavond was, droeg hij een wijden lakenschen mantel, met een smallen zoom vossenbont geboord, en den breedgeranden, platgebolden hoed met een eenvoudig zwart zijden koord en roos of strik van dezelfde kleur gesierd. Hij liep voort met den langzamen tred van een peinzende, die zonder het zelf te weten, zijn lichaam aan zijne gedachten onderwerpt; maar hij was slechts eenige passen gegaan, of hij werd staandegehouden door een jonkman van denzelfden leeftijd, en wiens kleeding een gelijken stand aanduidde, die hem met een lichten kreet van verrassing begroette: