Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/455

Deze pagina is proefgelezen

of Apostel, bij den Heere geleken kan worden, noch diens beeld hier op aarde in zulke volkomen gelijkenis dragen, dat men zonder zonde hem daarbij zou mogen gelijken; zelfs zoude het zijn, zich nieuwe afgoden stichten, nadat men de oude had omvergeworpen. Maar ter andere zijde is 't ook waar, dat de Heer, niet meer op aarde wezende. Zijne discipelen en volgers geene weezen heeft gelaten, maar hen telkenmale, ook naar het uiterlijke, door mannen vol des Heiligen Geestes heeft getroost, en hun dezulken heeft gesteld tot herders en voorgangers, op zulke wijze, dat men, die volgende en daarvoor zoo 't nood doet het al verlatende, niet feilen kan of men brengt dat offer Hem zelven en Zijne zaak, en doet alzoo die goede keuze van dat ééne noodige, daarop Hij heeft aangedrongen en die, gedaan zijnde. Zijn welgevallen erlangt."

»Heel goed, juffrouw, maar mij dunkt, die herders en leeraars zijn, in onze Gereformeerde Kerke, in overvloedigen getale, en men heeft niet noodig bij uitsluiting zich dezulken te kiezen en zich bij hen te voegen, die zooveel daarvan verschillen en zulke vreemde en nieuwe leeringen invoeren, dat de Synode heeft geoordeeld haar te moeten condemneeren, en die zich bereidwillig; afscheiden van de heerschende Kerke, daarover men oordeelen mag, dat de zorg des Heeren waakt — en Zijn licht over haar schijnt:"

»Maar hoe nu, indien die Kerke zelve gecorrumpeerd is en vervallen van de waarheid en van het levend Christendom, hoe kunnen de leeraren en leden uit haar midden, daaruit de Synode bestaat, van zoodanigen geest zijn, dat ze zuiverlijk scheiden kunnen, en dus rechtmatig condemneeren mogen diegenen, die, door Hooger licht en warmer ijver aangedreven, zich niet meer willen vereenigen met hun flauwhartigen sleurdienst, noch met de vleeschelijke en wereldsche duisternis daarin zij zich hoe langs hoe meer verliest?"

»De Kerke gecorrumpeerd… maar, juffrouw, gij oordeelt voorzeker al te hard: onze Kerke is al zoo zuiver en vrij van papistisch bijgeloof als anderszins…"

»Ik durf daarop niet eenmaal vrijuit neen zeggen; maar toch, dat is zeker: een ieder, die Christus in waarheid en inwendig dient, zal met volle toestemming moeten belijden, dat het leven en lot van de oorspronkelijke Kerke, nadat ze de doorluchtige en overvloeiende eerstelingen van den geest Christi nieuwelings