Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/460

Deze pagina is proefgelezen

beroofd; de wereld houdt er volstrekt niet van, dat men de eer, die zij geven wil, dus op kleinen prijs stelt, of voor 't minst zoo geneigd is die op te geven; de wereld begrijpt niet, kan niet begrijpen, dat men hare liefkoozingen en hare gaven ontberen kan, en vrijwillig afstaan; en wie het doet, wie de genietingen, die zij biedt, de reukoffers, die zij brandt, óf onverschillig voorbijgaat, óf aanneemt als bloemen en geuren, die slechts eene wijle gezicht en reuke streel en kunnen, maar verder zonder waarde zijn — die acht zij wel zeker van een deel zijner heldere zinnen beroofd, op een doolpad der stugge zwaarmoedigheid, of omneveld door de wolken der dweperij. Vreeselijk vonnis, waartegen het later moeielijk is in beroep te komen, en bijna onmogelijk het pleit te winnen, zelfs al heeft men het koele gezond verstand tot advocaat; het enthousiasme der zelfvergoding wordt bijna nooit als roes der zottelijke opgewondenheid bespot, wel veelmalen als de edele geestdrift eener zelfbewuste ziele geprezen. Maar de geestdrift der zelfverloochening mag zich niet uitspreken in uiterlijke daden, of de glimlach der bespotting plooit zich om aller mond, en de zachtste straffe, die er dan wordt opgelegd, is: een levend begraven, een wikkelen in het lijkkleed der vergetelheid en der verwaar1oozing van de levende persoon of van den onsterfelijken naam.

Wij zijn onze beroemde vrouw in de rede gevallen, zij zelve had niet veel meer te voegen bij de hare. De burgemeester kreeg welhaast een storend bezoek, hij voelde er zich wellicht niet al te zeer door gestoord; de figuur was te streng en te weinig liefelijk om welgevallen te wekken, of met leedgevoel te worden nagezien. Anna zelve verlangde haars weegs te gaan…

Toen van Beuningen haar uitgeleide had gedaan tot aan zijne huisdeur, sprak hij bij zich zelven: »Oef! Ik had den pensionaris die vrouw gegund! Wat ze te zamen vrome liederen zouden gedicht hebben! Nu vreeze ik er voor; overdreven vroomheid brengt haar tot kwezelarij, en eigenlijk heeft ze mij nog niet overtuigd, dat die Jean de Labadie een beter onderwijs en trouwer voorbeeld geeft naar de Evangelische leer, dan onze Synodaleleeraren, door haar de wereldsche genaamd…' En wij zeker ook niet, mijne lezers, door de argumenten die zij heeft aangevoerdt (als getuigenis harer degelijkheid moet ik het zeggen, krachtiger en meer voldingend heeft zij ze uiteengezet in hare schriftelijke