Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/50

Deze pagina is proefgelezen

mij zooveel doenlijk te haasten met het vertoonen van deze bescheiden. Nu vraag ik verlof om mijn afscheid te mogen nemen. Zelfs de tocht naar Brussel was geen zoo gemakkelijke rit, of ik voele mij eenigszins vermoeid en verlangend naar wat ruste en verfrissching.”

Daar het onderhoud staande had plaats gevonden en de Hertogin den Hertog zoomin den eerewijn ter verwelkoming had aangeboden als eene zitplaats of een vriendelijk woord, was het niet te verwonderen, dat deze het zoo kort maakte als eenigszins. doenlijk was, en de vermoeidheid, die hij als reden opgaf, behoefde geen voorwendsel te zijn. Toch scheen het Margaretha te krenken, dat hij het eerst van scheiden sprak bij dit samenzijn, waar men zoo strak en gedwongen tegen elkander over stond.

»’t Is wél, Mijnheer de Hertog,” voegde zij hem toe op spijtigen toon. »Gij zijt ontslagen, wij zouden het niet gaarne op ons geweten laden dat een zoo vermaard veldheer, wien het in zoomenigen veldslag nooit aan kracht heeft ontbroken, onpasselijk; werd van uitputting in een onderhoud met ons. Ga uwe rust nemen in Uw logies; maar zoo gij wenscht ons nogmaals een bezoek te brengen, moet ik U waarschuwen, dat het niet zal kunnen zijn voordat Gij ons die volmachten hebt overgelegd, die gerechtigen herwaarts heen te komen en onze hofstad met u krijgsvolk te bezetten.” En met dit afscheid kon de Hertog zich verwijderen. Hij deed het, zonder op eenige wijze zijn misnoegen te toonen over die onthaal.

Alba was bekend voor zijne behendige wijze van terugtrekken bij zijne krijgstochten; hij, die niet wist wat vrees was, had meermalen voor een zwakkeren vijand den terugtocht geblazen, op zulke wijze, dat zijne eigene soldaten hem met twijfel en onwil aanstaarden en zijne kwaadgunners lasterden dat het hem som wijlen aan moed ontbrak: maar hij placht dan te doen of hij die verbaasde blikken, die morrende soldatengezichten niet eens zag, en haalde met zijn eigenaardigen glimlach de schouders op over de lasteraars, die hij eerst later beschaamde door te bewijzen dat hij het terugwijken om beter zijn sprong te nemen, heel goed verstond. Ook hier wist hij, dat hem de mooiste rol niet was toe, bedeeld voor het oogenblik, maar hij wist ook welke schitterende revanche hij zich zelven kon geven; en zoo er onder Margaretha’s