Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/87

Deze pagina is proefgelezen
Een reuzenegel, die zijn stalen pennen
Aan alle zijden opsteekt, voorwaarts wentelt
En smoort en plettert wat hem weerstand biedt."

En daar tusschendoor de vrouwen met haar schetterend krijgsgeschrei: »Vecht mannen! vecht, valt aan, valt aan,— voor God en de religie, voor de eer uwer vrouwen en dochters! Wie nu niet weet toe te slaan, achten wij geen man!" En zelven toonen zij dat zij mannenharten hebben in de vrouwelijke borst. Daar werden weer de kokende vloeistoffen in stroomen uitgegoten over de stormers, het bijtend loog, de brandende teerhoepels, al het vreeselijke, erger dan moordend materiaal, dat de nood heeft weten uit te denken. De drie vaandels vallen onder den bovenmenschelijken weerstand der burgers, die de bressen stoppen met de lijken hunner vijanden. Met één geweldigen slag maait burger Kitmans als met een zeis den eersten Vaandrig de beide beenen af; — hij stort neer; en met hem standerd en veldteeken; de tweede raakt ook onder den voet en zijn vaandel in brand; de derde blijft kloekmoedig staan en zich weren tegen den woesten aandrang, tot hij ten laatste met wonden overdekt neerstort, in zijn vaandel gewikkeld als in eene lijkwade — de schoonste die voor hem kon worden uitgedacht na den roemrijken dood dien hij zich won!

Na die laatste overwinning der Alkmaarders is ’t uit met den gewaanden triomf der Spanjaarden. Die uitkomst treft hen als met verlamming, als met versuftheid. Zij durven, zij kunnen niet meer voorwaarts; zij dringen of zij vlieden als door een paniek getroffen in wilde woede naar hunne legerplaats terug. De soldeniers zijn er niet meer toe te bewegen den aanval te hernieuwen, zelfs niet waar hunne officieren er hen met den degen in de hand toe pressen. Een hunner vaandrigs, wien ’t bij eene vroegere gelegenheid was gelukt over de bolwerken heen te kijken zonder dit met den dood te bekoopen, had met de uiterste verbazing gemeld, dat er bijkans geen hamassen noch stormkappen te zien waren, en dat de lieden die hen zoo moedig weer stonden meestal als visschers gekleed waren in grof bruin laken! Dit, bij de ongewone wapenen waarmee ze begroet werden, en het vooroordeel dat reeds onder de Spaansche soldaten had post gevat, dat de ketters duivelaanbidders waren, maakte een indruk die versaging in de gelederen bracht. En nu na zulk eene krachts-