Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/88

Deze pagina is proefgelezen

inspanning, na een driewerf herhaald stormen, toch nog de zege niet aan hunne zijde was, werd het voor den bijgeloovigen Spanjaard zekerheid wat hij reeds giste: daar school de Booze onder! Tegen soldaten strijden, ware het man tegen man, en al ware het tegen een ongelijk getal — dat durfden, dat wilden zij; maar vechten tegen lieden die ’t met den Duivel eens waren, die ongeharnast tegen den vuurregen hunner kogels, tegen hunne spiesen en slagzwaarden indrongen, die streden met wapens die wel uit de Hel schenen genomen te zijn om helsche folteringen te brengen over elk wie ze troffen — dat wilden ze niet; — dan liever den eerlijken krijgsmansdood door de hand hunner eigen bevelhebbers.

Don Frederik moest het vooreerst opgeven. Met zulke onwilligen en versaagden was niets meer aan te vangen tegen de weergalooze stoutheid en volharding van deze belegerden.

En de Alkmaarders? Ja! zij hadden gestreden met wanhopigen moed, dat is waar, maar niet als vertwijfelden; integendeel. Zij geloofden vastelijk op de hulpe, op den zegen Gods, en dat, sterkte hun vertrouwen, dat bewaarde hun den goeden moed, dat deed hen hopen als tegen hope! Daar was een gebed gebeden voor het behoud hunner stad, als met stervende lippen door een man, des gebeds en des geloofs bij uitnemendheid. Staande het beleg was de waardige Jan Arentz. binnen de omsingelde wallen ontslapen. Alkmaarder van geboorte, mandenmaker van beroep — men verachte hem deswege niet (was Paulus geen tentenmaker?) — als de Apostel zijn handwerk gebruikende om niemand tot overlast te zijn en zijn eigen brood te eten, evangeliedienaar en verbreider van ’t zuiver geloof naar de roepinge Gods, had hij in een ruime werkkring met niet veel menschelijke wetenschap, maar met groote kennis en een diep inzicht van ’t Evangelie, Christus en Dien gekruist met onversaagd en ijver verkondigd tot in zijne grijsheid. En nu Op zijn sterfbed, met de bewustheid dat hij zelf welhaast ontbonden zou zijn van alle aardsche pijn en zorgen, terwijl de dierbare vaderstad dus deerlijk was bedreigd, kon hij niet van haar scheiden zonder haar te geven wat hij geven kon: zijn zegen en zijn gebed. Hij riep alle zijne vrienden en bekenden tot zich; en te midden van dien trouwen, aandachtigen kring de oogen opheffende, stortte hij een van die gebeden uit, waarbij de biddende bijkans een verheerlijkte wordt, een Abrahams-gebed,