Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/99

Deze pagina is proefgelezen

zich een onbetreedbaren had gemaakt, en om er hem toe te dwingen, onthield men hem de middelen, die zijn meesterschap moesten schragen: geld en manschap. Sinds twee jaar had hij slappe ondersteuning uit Spanje ontvangen, en wijze vermaningen uit het kabinet van Madrid, door zijne vijanden ingegeven, of ten minste door hen, die den staat der Vlaamsche beroerten niet kennen konden als hij. Sinds twee jaren was hij gedwongen geweest tot de wanhopigste kunstgrepen, die hem door het verdrukte volk zouden aangerekend worden als onvergeeflijke gruwelen, en aan het hof als roekelooze misslagen. En de Koning had toegelaten, dat er op zijn onbepaald vertrouwen zoo werd afgedongen, zijne ruime volmacht zoo verlamd; de oude vriend had geluisterd naar de sissende lastertongen zijner vijanden, naar de verdachte stemmen der oproerigen, die natuurlijk zijne haters moesten zijn; had aanvankelijk zooveel door beiden laten uitwerken, dat de trouwe dienaar van zijn welbehagen, als éénige uitkomst uit zijne verlegene houding, een ontslag moest afsmeeken, dat na twee jaren eerst werd verhoord, en toen gegeven in den vorm eener vernederende terugroeping!

Maar nu had hij het oor van den Vorst, de onverdeelde aandacht van den vriend; geen afgunstig bespiedend oor zou de woorden der klacht vergiftigen als een morren van den gekrenkten trots; geen saterlach der boosheid zou eene vorstelijke vraag om opheldering tot eene vrage des wantrouwens verdubbelzinnigen; geene fluisterende toelichting het aanwijzen van een misverstand vergrooten tot een verwijt des toorns, en een woord van ontevredenheid vertolken als een van ongenade.

En zóó moet het geweest zijn; Alba scheen zich volkomen gerechtvaardigd te hebben in dat onderhoud, dat zeer langen tijd duurde, en tevens volkomene genoegdoening verkregen te hebben; want toen beiden het geheime kabinet verlieten, dat ze waren binnengegaan, leunde Filips op zijn veldheer, met een zoo zichtbaar welgevallen en een zoo pralend vertrouwen, en op het gelaat van den Hertog blonk zulk eene trotsche vreugde en zulk eene onverholen zegepraal, toen zij de Grandezza voorbijgingen naar de vertrekken van de Koningin, dat wie van deze met kwade bedoeling aan Toledo's terugkomst hadden medegewerkt, hem met smartelijk naberouw op Brussels landvoogdszetel terugwenschten; en anderen, die laaghartiger waren, of hem minder openlijk kwaad