Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/222

Deze pagina is proefgelezen

toch aan hem verbleven tot op het uiterste moment van zijne! tegenwoordigheid in deze Landen, en dat terugnemen, gesteld het ware met rechten (dat ik nooit erkennen zal) heeft geene terugwerkende kracht."

»Overzeker niet! met dat te stellen, zou men aanleiding geven tot de gansche omverwerping van alle stelsels, wetten en verordeningen, en wanordelijkheden doen ontstaan, daaraan geen einde is."

»Goed zoo! geef mij uw woord, dat gij u tot geene handeling zult laten gebruiken, die op zulke wijze het gezag van den Gouverneur-Generaal usurpeert en daartegen rebelleert."

»Maar, heer van Deventer! gij weet doch wel, dat men niet dus openlijk…"

»Zich vergrijpen zal aan dat gezag! ik weet alléén, dat men het tot hiertoe op andere geheimere wijze heeft gedaan; ik ben niet zeker, dat men hierna niet juist dat onderstaan zal, en ik wil uw woord, dat gij althans geen deel zult nemen in zoodanige illegitieme en infame handelingen, sinds gij aanspraak maakt op mijne vriendschap en op de hand mijner dochter. Onder die belofte alléén gaat gij naar Brakel met mijn goedvinden; zonder dat zult gij er evenwel gaan, dat begrijp ik; alleen dan blijft Maria er niet langer dan die twee minuten tot een afscheidt dat ik u gaarne gun."

»Meester Gerard! die toezegging geve ik u gaarne en gewillig, alleen belofte of dreiging was daarbij overbodig. Ik geve u mijn mannenwoord, dat ik mij tot onrechtroatige, oneerlijke of ook slechts slinksche daad nooit zal leenen, ter wiens gunste of op wiens gebod ook; ik ben dienaar van den Staat, maar ik zal nooit de slaaf zijn van de passiën of de ongerechtigheden der Staatsmannen, laat u dit genoeg zijn!"

»Het is mij genoeg!" sprak Prouninck, hem de hand reikende, »en nu, ga mijne vrouw zien, zij zal u zeker wel een moederlijk