Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/223

Deze pagina is proefgelezen

woord medegeven, om over te brengen aan Maria. Mijn groet aan heer Azewijn, en mijne ernstige bede, dat hij toch, onder de verlustigingen op zijn slot, niet vergete, dat wij hier in Utrecht zijn raad en daad noodig hebben."

»Dat zal mij moeilijk te zeggen zijn, wilt gij ’t hem schrijven?"

»Dat is nog beter; gij zult den brief gereed vinden, als gij mijne vrouw hebt vaarwel gezegd."

Wijndrik wilde gaan met eene buiging, ook Kiligrew groetende, doch deze ging op hem toe, reikte hem de hand, en sprak:

»Geef mij de uwe, op de wijze als gij die straks aan den heer Burgemeester boodt; voor mij ik ben van gevoelen, dat trouw aan het Vaderland en trouw aan Mylord Leycester kan en moet te vereenigen zijn."

»Ik althans ben niet geroepen ze te scheiden, waar een heer van uwe vroomheid en uwe schranderheid, vriend van den Graaf, ze vereenigbaar acht," hernam Wijndrik, de zijne drukkende.

»Schande over hen, die ze ooit gescheiden hebben," sprak Kiligrew, terwijl hij Wijndrik naoogde bij \’t heengaan. Prouninck schudde het hoofd grimlachend.

»Wat doet gij, master Kiligrew? die jonge stijfhoofd is zóó onverzettelijk, zóó openlijk en onomkoopbaar gehecht aan zijne provincie, aan zijne Staten, dat daar nooit eenig ding mee te drijven zal zijn, voor u noch voor mij, al verzwageren wij ons tiendubbel met hem."

»Ik heb dit gezien, dat het een nobel en schrander jonkman is, die den weg, dien hij neemt, gaat ter goeder trouwen met vast geloof, dat het een goede is."

»Nu dan, wat kan er op een zulken te verwinnen zijn?"

»Juist dat, wat gij alreede op hem verkregen hebt, of liever, wat hij zonder u aan zich zelf had beloofd: eerlijkheid, goede trouwen geene schrede doen tegen recht. Dat is alles, wat de oprechte vrienden van Mylord moeten verlangen en moesten willen."