Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/234

Deze pagina is proefgelezen

ander; ik, die de Unie onderteekend heb, zal de laatste zijn, om de verdiensten te vergeten van de groote mannen, die dezen band hebben gevlochten; en de jonge Graaf van Nassau zou niet de deugd kunnen hebben van zijn vader, en toch in mijn hart een erfdeel van liefde bezitten, dat Oranje er zich heeft gewonnen; maar, op mijn woord als edelman, zij, die nu dus driftig en roet zooveel ophef de belangen van Maurinck op den voorgrond zetten, zijn des jeugdigen Heeren ware vrienden niet; de tijd, om voor zijne belangen te spreken, is nog niet daar. Zelf vermag hij nog weinig, en wie nu veel gezags eischen in zijn naam, doen het om dien naam te gebruiken als voorwendsel, om er eigen gezag mee te vatten, maar niet om de overwinst aan hem af te staan. Wie den zoon van dien vader liefheeft, en het vaderland zonder onbekrompenheid wil voorstaan, moet doen als ik deed, en zich stellen aan de zijde van den Gouverneur-Generaal, opdat rusten orde in deze Landen gevestigd worden, niet heimelijk het vuur stoken, dat tot den lichtelaaien brand van burgertwist kon overslaan."

»Zonder eenigen twijfel is dat laatste altijd ongeraden en schadelijk, heer van Brakel! en ik zal u niet laken, dat gij die partij koost, waarbij gij achttet dit kwaad het best te mijden; alleen dat een man als gij zich heeft. konnen genoegen, onder een Reingoud een ambt te houden, dat moet u toch wel een groot offer uwer fierheid zijn geweest."

»’t Is waar, de heer van Kouwenberg was geen geboren edelman; maar toch, ik heb geboren Prinsen gekend, die niet zulken adeldom hadden in houding, en zoo gebiedend een wezen als hij; en wat betreft zijne inzichten te volgen op het stuk van financiën, daarbij mijn ambt zich bepaalde, dat was mij gansch geene moeite noch oneer, sinds zijne bekwaamheid daarin mij dus voldingend gebleken is, en ik voor zeker houde, dat hij het Land op dat stuk van vele nooden zou gered hebben, zoo