Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/236

Deze pagina is proefgelezen

hoofd als aan mijne goede intentiën; ik nam mijn ambt bij de Kamer van financiën, omdat ik de groote belangen overwoog, die aan de richtige en eerlijke bediening er van afhankelijk waren, en omdat ik voor mij zelven durfde instaan, en niet zonder misvertrouwen was omtrent alle raadgevers des Graven. Met zulke opiniën trad ik voor ’t eerst onze raadkamer binnen; ik vond er allen samen; ik vond er Reingoud; ik hoorde hem voor het eerst. In ’t begin hoorde ik hem een voorstel doen, waarmede ik niet samenstemde, dat hij met zonderlinge heftigheid doordreef, en dat ik mij voorstelde te bestrijden… Welnu, onder ’t spreken heeft hij mij dus weggesleept, dus gewonnen voor zijne zaak, dat ik zelfs vergeten had, op welke gronden ik hem weerleggen wilde; ik moest het hem later bekennen. Ik heb u niet te zeggen, dat sinds dien tijd tusschen ons geene sprake meer was van verschil, en te eerder, daar Reingoud, die met waarheid Leycester’s rechten verdedigde, meer dan eens mijne aanwijzing gehoor gaf; — en wat den Graaf aangaat, ik heb mij aan zijne zijde geschaard, omdat ik haar die van het recht acht, en omdat ik met zekerheid wete, dat hier een eminent hoofd noodig is, om ordre op de zaken te stellen, en dat het Engelsche bondgenootschap ons noodig is, totdat de zaken op een vasten voet van vrede zijn gebracht. Wie anders doet, handelt tegen ’s Lands belang. Barneveld, waar hij zegt die op andere wijze beter te zoeken, bedriegt zich zelf… of anderen. Daarbij, al eischte het belang het tegendeel, de eerlijkheid, — die wij Neerduitschers zeggen onze volksdeugd te zijn, — ge eerlijkheid eischt, oat men hem geve wat men hem eens heeft afgestaan; ik althans ben niet van degenen, die hem eed en woord gaven, om niet te houden, en ik zal niet lijdelijk aanzien, dat anderen het doen in zijne absentie; ik zal hem handhaven en helpen handhaven uit alle macht; dit is mijne opinie van vaderlandsliefde. Op zulke wijze, dunkt mij, eeren