Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/240

Deze pagina is proefgelezen

man als Nicolaas de Maulde, en tegenover de andere jongelieden, die reeds met snelheid naderden, het ergste was wat hij doen kon tegen zich zelf en tegen Maria; hij was dus haastig op het ijs gesprongen, en naderde Ada op hetzelfde oogenblik, dat ook de Maulde zich gereed betoonde, deze denzelfden dienst te bewijzen als aan Maria Prouninck. Zij bloosde niet; zij schertste niet; zij speelde niet met de golvende zwarte lokken, hoe uitlokkend ze ook op de witte halskraag heen en weer wiegelden, en ernstig liet zij zich den ridderdienst bewijzen, terwijl zij met een zwaarmoedigen blik neerzag op den jonkman.

»Vergeef mij, baron! gij ontneemt mij eene taak, die ik voor gewoonte heb, mijne zuster zelf te bewijzen," sprak Wijndrik, om onder den schijn dier zorge zijne eerste overijling te verbloemen, misschien om tegelijk zijne innerlijke verbittering eenigszins lucht te geven.

»Mij dunkt, edele heer! dat dit eene reden is, om haar eene enkele maal een ander te gunnen als gunst!" hernam de Maulde gevat, en even met zijne schalke zwarte oogen naar Wijndrik opziende, die zich op de lippen beet.

»Het toestaan van zulke gunsten staat zekerlijk aan eene joffer zelve; doch, niet waar, Ada! uw broeder p1acht in de uwe niet achter te staan," vervolgde Wijndrik zachter tot deze, maar toch met iets in den toon, dat als verwijt klonk voor haar fijnvoelend oor.

»Wijndrik! hoe kon ik u hier wachten! "

»Ada! hoe had ik kunnen raden, u hier te moeten opzoeken!"

»Ik zal u de ronde waarheid zeggen," sprak zij opgeruimd, »en gij zult, hoop ik, niet langer met zoo duistere blikken op mij staren, als nu bij dezen welkomstgroet."

Wijndrik zuchtte; de duistere blikken golden haar eigenlijk niet het meest.

Jonker de Maulde had nu Ada’s kleine voeten van het scherpe ijzer ontschoeid, maar in plaats van als met Maria Prouninck,