Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/241

Deze pagina is proefgelezen

stout en schertsend zijn loon te nemen, boog hij zich, nam alleen hare hand en kuste die, zonder verlof te vragen of te ontvangen, en als bij zwijgende toestemming. Wijndrik, die deze handelwijs gadesloeg, wist nog niet uit te maken, wat dit verschil bewees, noch of het zijne ijverzucht tegenover Maria Prouninck verzwaren moest of verlichten; maar zijn broederlijk oog was niet dus verbijsterd door zelfzucht, of hij merkte op, dat Ada die hulde ontving roet iets anders dan de losse onverschilligheid of de blooheid, die andere jonge meisjes bij zulk eene gelegenheid aannemen. Ten deele om zoo spoedig mogelijk met haar een vertrouwelijk woord te wisselen, ten deele om zich eene houding te geven, bood Wijndrik zijne zuster den arm, terwijl jonker de Maulde de schaatsen toewierp aan een der bedienden, die den heer van Brakel tot de ontvangst der gasten gevolgd waren. De Maulde, die zich nu door Wijndrik voorkomen zag, wendde zich snel tot Maria en nam haar arm in den zijnen zonder omstandigheden, en toen Rueel eene beweging maakte, die eenigszins zijn ongeduld te kennen gaf, sprak de Maulde ietwat spotachtig:

»Vergeving, heer! ik zal toch altijd het recht hebben, ééne van de joffers, die ik tot voorrijder strekte, het kasteel in te leiden."

Wijndrik had niets te antwoorden, dan zijn innerlijken spijt te verkroppen; want, in waarheid, de Maulde had hier eerder van onrecht te klagen, dan hij.

Maar de heer van Brakel was geen man, om er één van beiden lang over te laten peinzen. Zijne vroolijke en hoffelijke welkomstgroeten, die middelerwijl hun voortgang hadden gehad, en de aankomst van sleden en personen, die ook zijne zorg werk gaven, maakten het onmogelijk, dat iemand anders had kunnen opmerken, wat er tusschen de eerste paren was voorgevallen, die nu de houten brug overgekomen waren en op het voorplein wilden wachten, tot de overigen hadden afgebonden.