Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/324

Deze pagina is proefgelezen

X.
De wolf, het lam en de herder.




Eenige dagen na het feest bij de Prinses de Chimay, dat wij eene wijle voor het punt moeten houden, vanwaar onze tijdrekening uitgaat, trad de Eerwaarde Gideon Florensz. de huiskamer binnen van onzen ouden bekende, de boekverkooper Jan Cornelisz., hij trof juist het oogenblik, waarop master Fabian zijne gewone les had geëndigd, en nog eene wijle toefde, in zeer vertrouwelijken en ongewoon minzamen kout met den heer des huizes, terwijl vrouw Cornelisz., als altijd op haar post, met onveranderlijk strakke trekken zat toe te kijken, en Deliana, de kleine handen samengevouwen over de leuning van den stoel, waarvan Fabian was opgestaan, stond toe te luisteren naar den sprekende, met eene belangstelling, die moeilijk uit het onderwerp van ’t gesprek kon verklaard worden, want het liep over den noodlottigen indruk, dien het verraad der beide Engelsche krijgsoversten, Stanley en Vork, had gemaakt in Utrecht en Holland, en al de verbonden Provinciën, over de diepe verslagenheid, waarin deze gebeurtenis de geheele Leycestersche partij