Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/328

Deze pagina is proefgelezen

had van de hunnen te zijn en denzelfden veelbeduidenden arbeid met hen te deelen, had hij dubbelen moed tegen hen, waar het fouten of gebreken in ’t bestuur der Kerk of der Gemeente gold, daar hij zich zelf hierbij veeltijds beschouwen kon en gedragen als buiten het vraagstuk, en niet minder moedig ook, waar het de fouten of zwakheden der Gemeente betrof of der bijzondere personen. Het is waar, van deze opvatting zijner verhouding tot hen maakten sommigen zijner ambtsbroeders een gebruik, zooals men meer ziet, wanneer gewone zielen met verhevener naturen in aanraking komen. Zij vatten zijne stille zedigheid in vollen emst op, alsof zij ontstond uit een bewustzijn van minderheid en van zwakheid en zij namen er aanleiding uit, om hem als hun mindere te behandelen, waar het diensten gold, die zij van hem vergen wilden, of voorrang en voorrechten, waamaar hun eergierig hart jookte, en die hij als iets onverschilligs ter zijde liet en in ’t andere om hem bij zulke zaken of personen vooruit te doen treden, waar zij het gevaarlijk achtten, zich bloot te stellen. Dat laatste rekende hij zich een voorrecht; want net betrof meestal moeielijke punten van hoog gewicht en heilig belang, en hij was overgelukkig, en dat ze hem werden vertrouwd, en dat hij ze kon afdoen op eene wijze, die zijn verstand en geweten bevredigde, terwijl hij, waar ’t aan hun was overgelaten, smartelijk zijn heiligst gevoel zag gewond, of ergemissen zag ontstaan, die hem van schaamte over hen deed blozen en sidderen voor de gevolgen, ten opzichte der hoogheerlijke zaak van Christus Kerke. Genoeg reeds om te doen begrijpen, dat het Gideon Florensz., als Evangelie-dienaar te Utrecht, hoe kort hij nog in die betrekking was, niet aan strijd, moeite, arbeid, noch beproevingen ontbrak in zijn ambtelijk leven; wat zijn huiselijk leven hem daartegenover stelde, zullen wij later zien. Zijn voorkomen ook getuigt zoo niet van meerder levensernst, daar hij dezen reeds sinds lang had gevat, toch van meerdere worsteling met de dagelijksche lasten van ’t