Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/331

Deze pagina is proefgelezen

wondering, en Jan Comelisz. nam voor zijne dochter het woord:

»Zedigheid belet haar de waarheid te erkennen, welwaarde heer! anders zou zij u zeggen, dat zij vorderingen maakt, ver boven verwachting, als haar leermeester mij zegt, die geen man is, die door prijze of vleitaal gunst wil winnen. Ze leest al wat hij haar voorlegt in die tale fluks weg, en met ter haast zal zij mij tot tolk kunnen strekken, waar ik met Engelsche heeren handel heb te doen, en betrof het geene staatsstukken, ze zou mij master Fabian zelf te eenigen tijde kunnen uitwinnen, die dezulken voor mij vertolkt."

Bij dat zeggen zag Deliana op haar vader met groote, verschrikte oogen.

»Ik zal ’t wel nooit zoover kunnen brengen, vader!" sprak ze, »en daarbij…"

»Daarbij zoudt ge dus doende een man het brood uit den mond nemen, die, hoe weinig hij het erkennen wil, blijkt, dat hoog noodig te hebben… Nu, wees rustig, kleine! ik heb in alle opzichten te groot en dienst van uw meester om hem dus met ondank af te schepen, nadat hij zijne uiterste zorge aan u heeft besteed."

En Deliana zag op naar haar vader met eene onuitsprekelijke uitdrukking van dankbaarheid, maar zij zeide niets.

Gideon had intusschen zijne opmerkingen gemaakt.

»Ik ben zeker," hervatte hij glimlachend, »dat mijn Engelsche Bijbel nu ook zijne goede diensten doet, en vlijtig gelezen wordt." Deliana zweeg en boog zich om een der klossen van harer moeders spinnewiel op te zoeken.

»Wat dat aangaat, neen, mijnheer!" sprak de moeder. »Na zekeren dag, dat de. Engelschman het dierbare boek der Schrift, met zekere kleinachtinge beschouwd en gehandeld heeft, schijnt het kind ook er wars van geworden, althans, ik zie ’t niet meer