Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/356

Deze pagina is proefgelezen

Deliana wilde hem haastig ontkennend in de rede vallen.

»O, zeg niet neen! zeg niet neen!" riep hij nu zelf in vuur, terwijl zij, verbleekt van schrik over die vreeselijke woorden, als inéénkromp onder eene moordende hand. »Ik kenne de hartstochten der vrouwen; ik kenne hare zwakheden; ik kenne hare schromelijke sterkte. Niemand kan mij misleiden, als daar van uwe sekse sprake is. O! zeg niet neen, onnoozele duive! die nog niets weet van het leven, die nog niet eens uw eigen hart hebt doorgrond. Ik heb ervaringen van dit alles; ik spreek met zekerheid van dit alles; ik zou u zóóvele misdaden en zóó vele afgrijselijkheden kunnen opsommen tot verklaring van mijne woorden, dat gij, teere blanke lelie! alleen van ’t hooren besmet en verdord in het stof zoudt nederzinken… Maar ik wil het niet, arm kind!" hervatte hij, zich tot meer kalmte dwingend, en met eene soort van deernis op haar ziende, »ik wil u sparen; ook om mij zelven wil ik u sparen; daarom ook spreek ik dus, en waarschuwe u; uwe teleurstelling kon u het hart breken en mij kon zij uiterst gevaarlijk zijn. Luister, kind! ja, gij kunt alles voor mij en wilt het, en het zal zijn zonder baatzucht, maar gij zult een eisch hebben, die voldaan moet worden; want gij zult dat alles doen uit liefde, en gij zult daarvoor liefde terug willen."

Zij zuchtte diep, eer zij sprak.

»Lacen, master Fabian! ik geloof, dat gij waar spreekt. Tweemaal hebt gij een woord genoemd, dat ik nog niet kende, maar indien dat ware,… indien dat liefde ware, die gansche overgave van mij zelve en al het mijne, daar ik mij voor gezind voele jegens u, wat zou het dan zijn, master Fabian? wat zou. mij dat brengen?"

»Dat zou een vreeselijk onheil zijn; dat zou ellende en wanhoop brengen voor u en voor mij; want, geloof mij! nooit sprak ik een beter en trouwer woord tot eenig mensch. Ik zal u nooit liefde kunnen weergeven."