Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/357

Deze pagina is proefgelezen

»Nooit, heer? nooit…? nooit een weinig…?" riep zij ver¬bleekt en verplet; »dit:… dit zeker had ik niet… niet verwacht." En zij week van hem terug, nadat zij hem eerst vertrouwelijk was genaderd, en scheen eer eene stervende, dan eene zestienjarige, die vroolijk en licht het nieuwe leven der liefde in zich ontwaken voelt.

Fabian zag op haar met kennelijken onwil, en mompelde tusschen de tanden overstaanbare woorden, zonder een enkel te uiten, dat haar troost gaf; op eens echter wendde hij zich af, fronsde den wenkbrauwen sloeg zich voor ’t hoofd, terwijl hij in zich zelven sprak: »Zotte deernis! die mij daar overviel, eene vrucht, die rijp was en die mij zóóvele zorge heeft gekost van kweeken, nu af te staan waar ’t plukken aan mij stond. Is het dan zoo machtig veel, wat zij vordert? en toch zal zij geven, alles geven… ik weet het… en ik heb dit niet ondernomen, om uit dwaze weekheid te halverwege staan te blijven." Toen, met nieuwe beslotenheid op het gelaat, keerde hij zich tot haar, zag haar aan met eene diepte van zwaarmoedigheid, die eene sterkere zou bewogen hebben, vatte met zachte teederheid hare hand, en sprak toen, met dien omsluierden toon van stem, die meest hare zenuwen deed trillen:

»Deliana! ik moest u waarschuwen; ik moest het, want ik mag u niet geven, wat gij zoudt mogen eischen voor zoovele… offers, als ik vragen moet. Ik mag het niet, en daarom is het, dat ik het niet wil. Vraag niet waarom? Vraag het nooit! Te veel smartelijks zoudt gij hooren moeten, en bedriegen wil ik u niet hoe licht mij dat ware, uwe simpelheid een sprookje ter misleiding in te fluisteren. Maar dit wil ik u zeggen: vraag mij geene liefde! vraag mij geen hartstocht! en ik zal u geven wat die beide vergoedt, eene vriendschap zal ik u geven, zooals nooit eenige vrouw van een man heeft verworven, noch ooit verwerven zal; eene vriendschap, vurig als mijn gemoedsaard,