Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/363

Deze pagina is proefgelezen

of steunt…; maar… ik moet het wapen kunnen smeden, naar mijn wil; ik moet het volkomen in mijne macht hebben; ik moet meester zijn in deze prenterij; ik moet er uren, — waren ’t die van den nacht, — konnen doorbrengen, om er, met of zonder behulp der werklieden, al datgeen daar te stellen, wat mij noodig is tot mijn doel…" Deliana schudde treurig het hoofd.

»Eilacen! dat zal nooit gaan! Mijn vader is hier gezworen drukker, neemt zijn eed hoog; hoe goed hij voor mij is, ik zal lang kunnen bidden, eer hij dat toestaat…"

»Hij moet niets toestaan; het moet hem niet eens gevraagd worden. Schik gij het met Werner, met wien gij doen kunt, wat gij wilt…, of gij moest minder zijn dan de simpelste aller vrouwen…"

»Ik zal niet simpel zijn, als er vrage is van uw leven, Sir! Werner zal gewonnen worden," hernam zij met eenvoud, maar met ongemeene vastheid.

»En zoo ’t mislukte, zal ik u onderrichten te doen wat ik zelve zou gedaan hebben; u mistrouwt men niet; gij hebt alle rechten, alle vrijheid…"

»Voor mij is het doenlijk, Sir! hoewel niet zonder bezwaar, maar toch… het kan gedaan worden, al moest het mij alles, alles kosten."

»Heerlijk kind!" riep hij, op eens haar omhelzende, met eene verrukking, die allen schijn droeg van waren hartstocht, maar het was slechts de hartstocht der voldane zelfzucht. »Met die belofte vervult gij mij een wensch, waarop ik sinds lange gepeinsd heb, en ontneemt gij mij een wicht van zorge, daaronder ik bijkans bezweek…"

Fabian had nauwelijks uitgesproken, of de deur werd geopend, en Cornelisz. zijne vrouwen Gideon vertoonden zich allen tegelijk, terwijl Werner met heftige gebaren van spijt ter zijde