Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/100

Deze pagina is proefgelezen

VI.
De Maulde’s geluk.



Wijndrik had toch gelijk: Nicolaas de Maulde kwam weder; zelfs kwam hij op het gewone uur, en hiermede was dus Ada’s vreeze in ’t ongelijk gesteld, en haar angstig voorgevoel werd, door haar broeder, gestempeld als de zelfkwelling eener al te weeke ziel en eener overspannen verbeelding; maar Ada alléén wist, al kon, al mocht zij het niet uitspreken, hoe hij tot haar was weergekeerd; en zij begreep het nu, dat zij de Maulde verloren had, al verliet hij ook nooit meer hare zijde, Twijfel rees bij haar op, of hij welooit in waarheid de hare was geweest; hij kon haar die waarheid niet meer zoo goed verbergen als voorheen; de pogingen er toe werden hem al zwaarder en zwaarder, en ten laatste dus lastig en ondoenlijk, dat hij ze onderliet, en hetzij achteloosheid, hetzij opzet, hetzij gebrek aan heerschappij over zich zelven, tot de uiterlijke vormen toe, begon hij te verwaarloozen. Reeds voelde, reeds zag het Ada, welhaast ook zouden anderen het zien; de verbintenis met haar was hem een last geworden, dien hij alléén bleef dragen, uit eerbied voor