Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/108

Deze pagina is proefgelezen

Een onderzoek, dat de veiligheid van zijn meester en diens vrienden in de waagschaal stelde, moest voorkomen worden tot elken prijs. Na Prouninck’s vertrek vervoegde hij zich bij zijne meesteres, en toonde haar eene cassette met edelgesteenten en gouden sieraden, die hij zei de voort te komen uit de geheime schatten van één der vroegere bewoners van ’t huis. Hij geloofde zekerheid te hebben, dat er meer, veel meer te vinden was, en dat de rijke bezittingen van één der laatste Bisschoppen in de geheime en onderaardsche schuilplaatsen van hare woning geborgen waren. De personen, die aanspraak konden maken op die goederen, waren dood of niet meer in ’t land; geen rechtmatige eigenaar zou of kon zich opdoen, en de Prinses zoude er de bezitster van zijn. Misschien had de Burgemeester vermoeden van zoo iets, en was dit meer dan iets anders de eigenlijke reden, dat hij nasporingen wilde daarstellen in haar huis, en het andere slechts voorwendsel; maar het voorwendsel bestond en moest worden weggenomen, oordeelde de Prinses, door eigenbelang gescherpt… en zij dacht na, hoe dit aan te vangen. Andries, dien zij haar getrouwe noemde, werd een goed deel der te vinden schatten toegezegd, en hij werd reeds terstond met handen vol goud beloond. Eindelijk had zij haar middel gevonden: zij liet om Cosmo zenden. De nieuwe luitenant verscheen, . nu op helderen dag, fier op zijn rang, en gelukkig als zij meende, integendeel norsch en ontevreden, als zij spoedig opmerkte.

»Eilacen, messer Cosmo! welke tijden we doch beleven?" sprak ze hem zuchtend toe. »Eene vrouw van mijne kwaliteit, eene bekende vriendinne des Graven, genaamschend en gedrukt door zóó onteerende verdenking, als die is, waarvan zulk onderzoek als meester Gerard voor heeft, van tuigen zou!"

»Mits ge dat zoo neemt, signora! is ’t voor u zake, God te bidden, dat de verdenking niet door de waarheid achtervolgd