Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/139

Deze pagina is proefgelezen

nuttelooze omslag is, waar de ijdelheid en de beuzelarij hare seconden bij verliezen en hare uren door gespild hebben, eer ze ’t weten. Geen der comforts van de kabinetten dier Staatsdienaren, die, hunne innerlijke nietigheid met uiterlijke wichtigheid omhullende, zich afzonderen onder voorwendsel van bezigheden, en inderdaad om zich, aan de zoetheden van het ledig zijn, aan de droomerijen der verbeelding over te geven, of zich in de genietingen der kunst te vermeien. Het kabinet van meester Johan van Oldenbarneveld sprak van beter dingen. Geen trotsche raadsheerlijke zetel voor den man, die toch van uit dit kabinet menigen raadsheer tot hoofd en leidsman strekte; — geen gemakkelijk rustbed van dons en fluweel, om de leden op uit te strekken, die niet vermoeid zijn; — maar slechts een eenvoudige houten stoel, met ronde leuning, met een los kussen van groene sergie tot zitting. Alle verdere meubelen, tot het schrijfgereedschap toe, zijn degelijk en bruikbaar als voorwerpen, die men had, omdat ze noodig waren, maar die verder aandacht noch zorge verdienden; om ’t al te zeggen: het kabinet getuigde van een meester, die stipte orde met onafgebroken ijver vereenigde, — van een Staatsdienaar, die werkelijk diende, niet met iets van zijn tijd, niet met eenige uren van zijn dag, niet met een deel van zijne aandacht, maar met geheel zijn wezen; van een man, die door ééne vaste gedachte is bezield; die reeds een deel zijner wenschen heeft bereikt, maar die meer dan dat wil bejagen; en die weet, dat hij er alléén komen kan door de krachtigste inspanning en de onvermoeibaarste volharding. De schrijftafel, waaraan hij zat, volgeladen met papieren, brieven en pakketten, en waar kennelijke scheiding was tusschen den afgedanen arbeid en dien, welke nog voltooid moest worden, getuigde, dat de dag reeds ten middag gestegen, ook heden niet werkeloos was doorleefd, en tevens, dat er nog wel voor een langen nacht overig moest zijn gebleven. En toch… (het