Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/160

Deze pagina is proefgelezen

zich ophief uit zijn gepeins, en met al de openheid die hij toonen kon, antwoordde, terwijl hij Barneveld vast in de oogen zag:

»Beter is het voor u en voor mij, dat wil zeggen in ’t belang van onze zaak, dat gij vooralsnog niets weet…, maar, geloof mij daarin op mijn woold, eens komt de tijd, dat ik dien noemen zal; tot daartoe vergun mij een incognito te bewaren, dat mij noodig is om te blijven handelen, terwijl gij voor uwe belangen met de volkomene kennis van mijne persoonlijkheid nu geene winste zoudt doen."

»Ik wenschte wel voor mij zelven de overtuiging te deelen, die gij toont op dit punt."

»Gij twijfelt nòg?" hernam Fabian, met een minachtend schouderophalen. »Wel dan, ik zal u iets zeggen, en dat u beter bevredigt: Den Graaf van Derby zoudt gij niet kunnen verloochenen als bondgenoot, zoo u dat te eeniger tijd noodig ware, met mij, den onbekende, kunt gij doen wat gij wilt, als eens mijn doel en het uwe is gelukt. Als ik reeds gezegd heb, mijne fortuin, mijne vrijheid, mijn leven heb ik veil voor dat doel, en stel die bij u als te pand voor mijne trouwen goede diensten; verder zult gij uwe nieuwsgierigheid naar mijn naam bevredigen kunnen, als wij zegepralen en als de Graaf van Leycester ten val zal zijn gebracht, als hij bezweken zal zijn onder de zwaarte van eene taak, die hij niet heeft kunnen volbrengen en die hij in fiere vermetelheid durfde opvatten. Als hij daar zal nederliggen, uitgeput, machteloos, het trotsche voorhoofd in ’t stof der schande gebogen, en barmhartigheid zal vragen van u en van mij, en die niet zal vinden, als ik dan de hindernissen zal optellen, door mij in zijn weg gelegd, de strikken, door mij gespannen, de afgronden, door mij… door mij alléén voor zijn voet geopend, en die hem het voortgaan hebben belet, dan… dan zal het mijn tijd zijn om hem luid en schril, ten aanhoore van ieder, wie luisteren wil, mijn naam in de ooren te roepen, en ik zwere