Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/200

Deze pagina is proefgelezen

trouwen…, gebruik maken van zijn goed vertrouwen, van zijne volgzaamheid, van zijn afwezen, om voor hem te doen wat hij zelf nooit zou gedaan hebben… Wees daar zeker af, mijn vader zal daarin nooit berusten."

»’t Is wel onnoodig, mij dat te zeggen; de ondervinding heeft dat geleerd. Immers, ’t is er niet toe gekomen. Men heeft gezocht, een vendel van ’t volk des oversten uit Medemblik te doen vertrekken, en de stad van een nieuw garnizoen te verzien, onder jonker Arend van Duivenvoorde; doch de luitenant van jonker Sonoy heeft met de uiterste hardnekkigheid geweigerd, buiten last van zijn overste de stad te ruimen."

»Nobele jonker Niklaes!" sprak Emerentia.

»Zeg veeleer dwaze!" hernam Barneveld; »want die stijfzinnigheid deed ons beleid mislukken, en jonker Dirk, nu teruggekeerd, is bitter gebelgd en wil in geene voorstellingen treden, zelfs niet waar ze het kleed van gunste dragen. Men heeft hem nog weer een lastbrief van den Grave Maurits aangeboden, waarbij hij tot slotvoogd van Medemblik wierd benoemd, in de plaatse van Cornelis van Rijswijk, nu onlangs overleden, mits doende den nieuwen eed. Hij heeft geweigerd, met toorn en trots geweigerd, en ’t staat te vreezen, dat men hem geene voorstellen van gunst meer zal doen…"

»Maar, heer!" sprak Emerentia, i»k was er op verdacht, hier grieven te hoor en tegen mijn vader. Ik versta alleen, dat hij werd gekrenkt."

»Ziet gij het zoo, Emerentia! dan vreeze ik, dat ik in u eene slechte bondgenoote ga vinden."

»Luister, neef! Menigmaal, als de luiden strijd hadden met mijn vader, (en ze hem vreesden om zijn oploopenden en stijfzinnigen aard), zochten ze toevlucht tot mij, en heb ik het verschil weten te deelen op zulke wijze, dat mijn heer vader zijne eere, zij hun recht behielden of hun wensch verkregen; menig-