Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/22

Deze pagina is proefgelezen

prikkels bij die geheele overgave der liefde, die zich toonde zonder kunstenarij als zonder terughouding.

Van dien dag aan vertoonde zich de Maulde niet meer in den bonten kring, die de Prinses omgaf. Had zij hem verdreven, of was hij uit zich zelf gegaan? Had hij haar eischen gedaan, die zij niet had willen inwilligen, of had zij hem diensten gevraagd en offers gevergd, die boven zijne krachten, boven zijn vermogen gingen, en was toen de scheiding daargesteld…? Zeker is het, ze waren gescheiden; haar naam kwam nooit over zijne lippen; kon die man dus op éénmaal van dien grooten hartstocht genezen zijn?

Eens op een dag stond hij met Ada voor het venster, en eene kavalkade van ridderlijke jongelieden en edele dames kwam de gracht oprijden, tot groot vermaak van Ada, die met kinderlijk welgevallen naar den schitterenden stoet uitzag. Eene wijle deelde de Maulde schertsend in haar genoegen, en spaarde critiek noch satire op hetgeen hij zag; maar op ééns wendde hij zich weg, verbleekend en als met eene huivering…; de Prinses de Chimay was bij den stoet, zij was voorbijgereden… Verschrikt vroeg Ada, wat hem deerde?

»Ziet gij dan niet, dat wij hun lachlust stof geven door onze simpele nieuwsgierigheid?" hernam hij, zich hervattende.

»Maar, Nicolaas! dat is niet; zij allen groeten en glimlachen vriendschappelijk en gemeenzaam."

»En hebben wij dan hun groeten en glimlachen af te bedelen?" riep hij heftig, en drukte het meisje in zijne armen met eene woestheid, die haar ontzette.