Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/26

Deze pagina is proefgelezen

»Ik zwere u, Sir! dat ik er hem niet van gesproken heb, maar zij zijn er zelf van begonnen, en op zulken hoogen toon, dat ik betwijfele of de gansche Engelsche diplomatie hen tot stilzwijgen had konnen brengen. Toen zeide ik: Eilieve! my children! ga zelf halen, wat men vergeet u te geven; ik heb in maanden geen enkelen penning voor uw onderhoud ontvangen."

»Een fraaie inval, dien luiden dat in te blazen op een oogenblik, dat de tresorier in de vergadering der Algemeene Staten heeft verklaard, geen stuiver in zijne beurs te hebben!!"

»’t Is een vreemd geval! En dat luiden, die communicatie hebben met het goudland en koopluiden, die handel drijven in al de vier werelddeelen! Voorwaar , Sir! zal ik u hieraf het fijne zeggen…: we zijn hier te over, van den grootste af tot den kleinste toe. Dan zoeken ze ’t op Zijne Doorluchtigheid, mits ze de Majesteit zelve niet aan durven, en dan op mijne arme Ieren…; ze zullen niet rusten, vóórdat de laatste Engelschman het land geruimd heeft van ergenis, of omgekomen is van leed en last; en om te beginnen, willen ze zien hoelang krijgsluiden het houden konnen, zonder eten en zonder kleeren… By Englands glory! zoo ze dus leven met hunne helpers, is ’t niet vreemd, dat ze vijanden als de Spagnolen, tot gruwelen van weerwrake verwekten. Wat mij aangaat, mijne handen joken vaak genoeg, om de neuswijze luiden, die hier in Utrecht nopens de Staten representatiën komen doen, met een paar oorvegen tot antwoord naar hunne meesters af te zenden…"

»Ge hebt zelfs somwijlen aan dien lust toegegeven; ook van dit, Mylord! zijn mij klachten gedaan…; de bedienden en andere onderhoorigen, die Mylord hier achtergelaten heeft, mitsgaders die personen, tot zijne particuliere vrienden behoorende, onderstaan zich rouwe en moedwillige handelingen tegen vrome en goedwillige burgers, somwijlen zelfs jegens personen van kwaliteit…"