Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/288

Deze pagina is proefgelezen

belangen te informeeren, maar niet even zeker, dat de Graaf hem vrijwillig en volkomen inzicht gaf in dit alles; waarschijnlijk, dat Modet zag, zooals hij zelf zien wilde in zijn ijver, en raadde wat hij niet duidelijk onderscheidde, of wel wat men goed vond hem te laten onderstellen. De eindbeslissing van Leycester’s wederkomst hing aan de Koningin, en deze bleef op dit punt weifelen, als men uit de zending van Buckhorst ziet, die gekomen was om zich volkomenlijk van den staat der zaken te informeeren, en, naardat het onderzoek uitviel, zou de Graaf al of niet komen. De Graaf, die er zijne eer in stelde, deze zaak, die hij nu eenmaal begonnen was, goed af te doen, heeft zich wellicht van de macht en den invloed der predikanten al te groote voorstelling gemaakt, en aan het dringen der Kerkeraden meer gewicht gehecht dan voorzichtig was, na zulken tijd van afzijn, waarin hij niet recht weten kon, wat er was voorgevallen, om de verhoudingen om te keeren. Hoe het zij, hij schijnt Modet aangemoedigd te hebben, om met al zijne ambtgenooten vlijt te doen, dat de zaken in Utrecht, en waar het verder zijn kon, den weg namen, dien hij wenschte (dat wil zeggen: het aanbieden der Souvereiniteit, zonder voorwaarde, aan de Koningin); tot de aanneming hoopte hij Elisabeth te bewegen, en dan zeker zou hij terugkeeren met grooter autoriteit, dan hij te voren had gehouden. Dat kon de Graaf den ijverigen herder ook met gerustheid verzekeren, en zelfs gaf hij hem daarvan de schriftelijke verzekering, maar zeker niet om te gebruiken voor, maar na de beslissing van de eerste voorwaarde. Modet echter, ijveraar ter goeder trouwe, maar zonder voorzichtigheid als zonder bescheidenheid, gebruikte dit schrijven als werktuig, om die beslissing daar te stellen, en hier door de hoop op, dáár door de vrees voor ’s Graven terugkomst met grootere macht dan hij ooit te voren had bezeten, de gemoederen te stemmen of te dwingen tot zulke gevoelens en handelingen, als hij in dezen noodig achtte. Die brief