sten halskarkant, en schoon zij het hoofd gedekt had met een puntig mutsje van zwart fluweel, waren de omgeslagen randen daarvan met menigte van paarlen bezet; het haar, dat reeds grijsde, was daaronder gescheiden en een weinig gekrepeerd. Zij had geen gevolg met zich dan een enkelen page, haar jeugdigen neef Adolf van Benthem, die zich achter haar stoel plaatste, toen zij gezeten was.
De Prinses de Chimay merkte met onrust op, dat de Gravin, niet meer bij toeval of in verstrooiing, haar gezelschap overzag, en eene gedachte, die bij haar opkwam, deed haar verbleeken. Zij zag om naar een vertrouwd vriend, om dezen raad en hulp te vragen, maar het moest een zulke zijn, die haar wenk kon verstaan, die haar blik kon begrijpen; want dat, wat zij verlangde, kon niet met woorden worden uitgesproken. Zij zag om naar de Maulde, maar hoe zich ook de jonge Baron had gehaast, tot haar te komen, het was te Iaat; de afstand tusschen den hoek der zaal, waar hij zich met Norrits onderhouden had, was te ver af van het hooger eind der zaal, waar de eerezetels stonden, dan dat hij dien zoo snel had kunnen doorkruisen, of reeds had zich ook om de Prinses eene menigte lieden geschaard, wier rang hun tot deze yrijheid recht gaf, terwijl de Baron op dit oogenblik moeilijk zijn recht van gunsteling kon laten gelden, om tot haar door te dringen.
Intusschen verloor de Prinses onder hare onrust ten deele hare tegenwoordigheid van geest; zij wist niet wilt te antwoorden, vooral niet toen de Gravin vervolgde:
»De Graaf zelf zoude met haar gekomen zijn, ware ’t niet, dat drukte van zaken hem had weergehouden…"
»De Graaf van Nieuwenaar hier! bij haar…! op dit oogenblik!" Maria de Brimeux bracht haar zakdoek aan den mond, om hare trekken te verbergen, maar zij kon zich niet aan nadenken overgeven; eene geduchte werkelijkheid dwong haar tot zich zelve te komen.