Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/307

Deze pagina is proefgelezen

»Maar hoe dat te verhinderen?" riep Maria, de handen samenwringende van angst en onrust.

»Met een snellen en wissen greep; de Gravin kan nog niet buiten den binnenhof zijn; zij blijve; daarmede is alles gered. De Graaf gelooft haar weltevreden in uw huis!"

»In trouwe, zoo zijn wij gered!" riep Maria, de Maulde aanziende.

»Schielijk, heer hopman! doe daartoe uwe vlijt."

»Gij raast, meester Modet!" hernam de Baron, "meent gij, dat ik de gemalin van den Stadhouder in hechtenis kan nemen tegen recht en reden…?"

»Niet in hechtenis nemen; maar met uwe lieden, die daar ginds in de voorzaal zijn, kunt gij haar verhinderen te gaan."

»Voorzeker kan ik niet, noch zal dat," riep de Maulde heftig.

»’t Is vrij lichter, de goede zaak uwer vrienden en hunne veiligheid prijs te geven," sprak de Prinses spijtig en met ergernis.

»Of tegen een grijzen gezant des Heeren geweld te gebruiken," voegde Modet er bij.

»Gij weet, Maria! alles is mij lichter dan uw toorn te dragen. Alleen hier geldt het juist u te veiligen voor ’t uiterste: onheilen, die deze man met zijn onstuimig drijven over uw hoofd wil halen. Uwe eer en vrijheid ware er mede verloren, zoo der Gravinne geweld werd aangedaan in uw huis."

»Dit strijden baat niet," riep de vurige kerkdienaar, »en onderwijl gaat zij haar gang. Ik ga zelf zien, wat er gedaan kan worden!" en hij stormde de zaal uit.

»En ik ga zien of ik dit radeloos beginnen kan afwenden!" riep de jonge Baron, hem haastig volgende.

»Ja, mijn jonker!" sprak Maria;"maar ik verbiede u te keeren. Wie zijne vrienden verlaat in den nood, ziet ze niet weder ten dage der gunst."