Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/308

Deze pagina is proefgelezen

Zoo de Maulde die woorden al verstond, gaf hij er toch geene al te groote aandacht op, in zijne drift om Modet te volgen. Hij wist, dat Cosmo met een rot soudeniers in de voorzaal wacht hield, om bevelen te volbrengen, waarin zijn kapitein zelf nog niet helder zag; hij wist, hoe zijn luitenant volgzaam was aan de wekstem van Modet, en hij vreesde het ergste van dier beider over-ijver .

Toen de Prinses de Chimay weer met rustiger blik haar gezelschap overzag, schrikte zij heftiglijk, en eerst toen berekende zij het gewicht van het gebeurde. Hare zaal was zoo goed als ledig, hare vrienden, hare bewonderaars, hare aanhangers, hare gunstelingen hadden haar allen verlaten, en geene anderen waren meer daar dan de personen, die werkelijk met Modet in komplot waren, en die dus belang hadden te blijven, zelfs al vreesden zij het ergste. Hun getal werd welhaast aangevuld door den eerwaarden volksleider zelf, die eenigen van ’t gezelschap met geweld of overreding terugvoerde, en tegelijk anderen inleidde, die voorzeker alleen aan deze hand die zalen konden binnentreden en wier komst iets pijnlijks moest hebben voor de fiere Prinses, vooral bij vergelijl,ing van wie er gegaan waren: Eenige voorname burgers van Utrecht, die tot de schutterijen hoorden, de oversten der gilden en tot gewone handwerkslieden toe, die allen, door religieijver verleid, iederen vreemden of onwettigen stap van hun ijverenden predikant wilden steunen en volbrengen door de ruwe kracht.

Dit had de Prinses niet voorzien; dit was bijna te veel voor haar om te dragen; zij hoopte nog op de Maulde, dat die komen zou en haar verlossen van eene zulke onvoegzame omringing; maar de Maulde kwam niet. »Hij wist toch wel, hij moest het begrijpen," dacht zij met bitterheid, »dat haar woord, in de gejaagdheid van het oogenblik gesproken, niet zóó ernstig gemeend kon zijn, dat hij het terstond en zonder beroep moest