Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/312

Deze pagina is proefgelezen

slag toe; het innerlijk verwijt van zijne consciëntie bij dit wederzien, dat hem juist in beschamenden toestand trof, en eenige vreeselijke woorden, die hij uit het gesprek met Gideon onwillekeurig had opgevangen en die hem nu bij ’t herkennen van den spreker vreeselijk troffen.

Hij had hen over »de verschijnselen eener krankzinnigheid" hooren spreken. Hij had den predikant hooren zeggen: »Ik belove u, haar te komen zien en alle vlijt te doen, om haar ruste te geven." Het kon niet anders zijn, Ada Rueel was in den rampzaligsten toestand, die een mensch kan treffen op aarde, en daar was geen zelfbedrog mogelijk; hij, de Maulde, was de oorzaak van dit onheil. Hij, die eens hare rust had gestoord, die zoo jammerlijk met haar hart had gespeeld, en die haar ten laatste had vergeten in de armen eener Prinses de Chimay, om wier belangen hij nu daar stond tegenover haar broeder. De afleiding en de verwarring, die dit wederzien hem gaf, maakten, dat hij niet wist, hoe een dam te stellen tegen den vloed van toorn, dien Nieuwenaar uitstroomen liet tegen zijne dame. Eigenlijk was het hem niet meer helder, waarom hij daar was, en wat hij wilde. Norrits moest hem op den weg helpen.

»Wil overwegen, heer Graaf! dat mevrouw de Chimay hier niet de schuldigste is. Zij is slechts schuldig aan de gewone zwakheid der vrouwen, die hare vrienden niet weten en niet durven te handhaven tegen ruwen overmoed, en ieder weet, dat Nlodet van zulken aard is…"

»Dat zeker de uiterste pogingen der Prinses en van haar vereenigd gezelschap niet machtig zouden geweest zijn, dien heethoofdigen predikant te doen zwijgen of van zijne plaats te brengen…" voegde de Maulde toe, met een gebogen hoofd; want hij durfde Wijndrik niet aanzien, terwijl hij die voorspraak waagde.

»Die verweerde Modet!" riep Nieuwenaar. »Ik versta wel, dat hij in dit alles de meeste schuld zal hebben. Ik weet zelfs, dat