Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/314

Deze pagina is proefgelezen

mijner Duitschers, als gij noodig zult achten ; neem hem gevangen, ware ' t onder de oogen der Prinses, en dan voer hem hierheen, waar wij oud en nieuw met hem te verrekenen hebben." Daar kon de Maulde wel niets worden opgelegd , dat hem meer onmogelijk scheen te volbrengen ; ook bleef hij gansch verslagen onder dat bevel, en wist niet, wat te antwoorden. Hij had de gevangenneming van Modet voorgeslagen om Maria te redden, en werkelijk zou zij daarmede gered zijn uit den draaikolk,mijner Duitschers, als gij noodig zult achten; neem hem gevangen, ware ’t onder de oogen der Prinses,. en dan voer hem hierheen, waar wij oud en nieuw met hem te verrekenen hebben."

Daar kon de Maulde wel niets worden opgelegd, dat hem meer onmogelijk scheen te volbrengen; ook bleef hij gansch verslagen onder dat bevel, en wist niet, wat te antwoorden. Hij had de gevangenneming van Modet voorgeslagen om Maria te redden, en werkelijk zou zij daarmede gered zijn uit den draaikolk, waarin die man haar ging neerstorten; maar zulke redding door hem, van wien ze juist het vóórkomen van dat alles had geeischt, als proeve zijner liefde; — zulke redding, op zulk een oogenblik, en na hetgeen er reeds was voorgevallen, moest bij haar gelden als eene opzettelijke beleediging, als eene ontkenning van zijne eeden, en zij was voor hem verloren zoo hij het waagde…, en de ongelukkige had geen moed, zich te wagen aan de kans, haar te verliezen…

Hij sidderde, hij verbleekte, hij stond onbewegelijk, en hij ving aan, een woord van verontschuldiging te uiten, een gevaarlijk woord in dit oogenblik tegenover Nieuwenaar. Om tot den Graaf te spreken, had hij het hoofd moeten opheffen en dezen aanzien; Rueel stond op eenigen afstand achter diens armstoel, en Nicolaas moest het dus zien, hoe Wijndriks blik vol strengen en droeven ernst op hem rustte, maar toch met eene zekere mildheid, die van medelijden getuigde.

Werkelijk had Wijndrik medelijden met den ongelukkige, in de strikken van zulk een rampzaligen hartstocht verward, die hem, fieren edelman, in toestanden bracht, waaruit hij zich niet zou kunnen redden, zonder schaamte of rouwe, en toch nog zonder den wil om zich van zijne boeien los te maken. Hij begreep al het wicht van beschaming en leed, waaronder de Maulde zich boog voor zijn blik, en in zijne edelmoedigheid wilde hij hem dienst doen.