Vorstin te ontrusten, die onder Drake’s hoede nu reeds haar vertrek was binnengegaan, terwijl deze voor de deur post had gevat; toch ging men niet uiteen; maar, daar men luitenant Cosmo kende als een ijverig voorstander van de Leycestersche partij, die Modet als een der haren erkende, twijfelde men niet meer, of deze zoude opheldering weten te geven. Men omringde hem; men ondervroeg hem; hij hadt geen antwoord; hij zelf was verplet, door het vreemde nieuws van Modet’s verdwijning.
»Mannen broeders!" riep hij, »Ik wil weten, wat er met onzen welwaarden voorganger en vriend is geschied. Ik ga heen om het te onderzoeken, en zoo het te laat zij, om hem te redden, zal ’t voorzeker niet te laat zijn om hem te wreken. Volgt mij! deze vrouwe zal wel geen schuld hebben, en zoo zij die heeft, zal daar altoos tijd genoeg wezen, haar te straffen. Begint niet met het zwakke te verpletteren. Volgt mij allen naar de plaats, waar Modet ons voor dezen nacht had bescheiden… Mylord North is daar en wacht ons."
Zij gaven hem gehoor. Zij verlieten allen, onder zijne aanvoering, het huis der Prinses de Chimay. Twee mannen slechts bleven, Sir Francis Drake en de Maulde. Wat er tusschen hen is voorgevallen, werd niet bekend; maar zeker is het, dat Sir Francis nog in den vroegen morgen zeer gehaast en geheim naar ’s Hage afreisde, en dat even te voren de jonge Baron door de bedienden der Prinses de Chimay was gezien, als in dolle woede wegvliedende uit haar huis.