Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/329

Deze pagina is proefgelezen

door scherpschutters, zeker met veel geluk had kunnen Voorkomen worden. Cosmo deze stelling ziende, wendde zich tot den Generaal, en vroeg hem: »Wat hij voorhad? en of hij van hen was, die »de goede cause wilden vorderen.""

»Zoo doe ik, en wil daarom geen burgerbloed vergoten zien door mijne lieden, als het te mijden is."

»Dus zijn wij één van zin," riep Cosmo. »Ik ben met mijn volk aangesneld, om ordre te helpen bewaren, niet om onrecht te doen zegevieren; ware dat slechts aan die luiden daar te beduiden; want zoo ze toch aanvallen, kan men niet onderlaten, vuur te geven, en valt er aan hunne zijde slechts een enkel man, dan gaat er een bloedbad volgen, dat is onvermijdbaar; die tierende menigte is niet van humeur, om kamp te geven, als de strijd is aangevangen."

»Wist men ze slechts tot staan te krijgen, ik heb hun vele en goede berichten te geven, mits ze tot luisteren te brengen waren."

»Daartoe kan ik veellicht nut zijn," sprak eene zachte, welluidende mannenstem, die echter vol en diep genoeg klonk, om terstond de aandacht der nabijstaanden te trekken.

»Hij, die sprak, droeg het eenvoudig en stemmig gewaad van een deftig burger, dat toenmaals door de kerkdienaren was aangenomen. De musketiers van Norrits ruimden hem plaats; behendig klom hij den lagen ringmuur op, die het voorplein van het Duitsche Huis scheidde van de Marie-Plaats, en op die hoogte was hij door allen te zien, door de meesten te hooren. Hij ontblootte zich het hoofd; minder nog aan zijne trekken, dan aan zijne lange gouden haren, werd hij, ook door de verst af staanden herkend, als doctor Gideon Florensz., hun tijdelijke leeraar.

Dezen te zien en zich te stellen, om naar hem te luisteren, was voor de inwoners van Utrecht (de Protestantsche althans,