Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/337

Deze pagina is proefgelezen

voelde echter, dat hij recht had, haar te vragen; maar de consistorie weigerde ronduit, haar leeraar zijn ambt onwaardig te verklaren op deze gronden; het éénige, waarin zij bewilligde, was, dat Modet zich eenige weken onthouden zou van prediken, »tot den toorn van den Graaf gelegd was." Prouninck voegde er een anderen grond tot berusting bij, dien namelijk: tot Leycester zou gekomen zijn, en daar alles vernieuwd zoude worden. Dan ook zullen wij van dit alles meer hooren; want het is ons noodig te weten, hoe het de personen gaat, die ons nader ter harte gaan: ik meen, zekere voorname personen van onzen roman.

Cosmo, op verlangen van Gideon, was de woeste bende gevolgd, die zich in ’t Duitsche Huis wilde dringen, en had ze werkelijk in massa weerhouden, daarin gesteund door zijne trouwste soldaten: maar hij had niet kunnen verhinderen, dt enkelen langs den tuinmuur in den hof kwamen, en van dáár op het achterplein; — dat die enkelen daar een anderen troep vonden, met wie zij zich vereenigden, om de beneden torendeur van één der gevangentorens open te rammeien, de trap op te stijgen, en er alles te doen wat zij goedvonden; want de tegenweer, waarover men in het Duitsche Huis te beschikken had, werd gebruikt, als wij weten, op het voorplein, en bij de groote poort en rondom den ringmuur. Hetgeen zij er pleegden, was echter slechts een betrekkelijk kwaad. Zij verlosten een gevangene, die er sinds lang onschuldig opgesloten was, en dien men bij ongeluk vergeten had; vergeten althans zijne zaak te onderzoeken. Het was niemand minder dan de arme boekverkooper Jan Cornelisz.; en het was Werner, die zich, om hem deze weldaad te bewijzen, sinds lang had aangesloten aan de misnoegde partij, welovertuigd, dat men eenmaal eenigen heftigen stap zoude wagen, die hem in de gelegenheid stelde, van de verwarring gebruik te maken en die vermetele poging te wagen. Hoewel zij gelukte, droeg hij er