Deze pagina is proefgelezen
hij zijn vertrek kon verlaten, wilde hij zijne gastvrouw zien en danken; maar »zij was reeds naar buiten vertrokken," berichtte hem Cosmo.
»En…, en… jonkvrouw Ada Rueel…?" vroeg de Maulde, met gebogen hoofd en met eene stem, bevende van verwachting.
»Sinds vele dagen naar Leiden gereisd met haar broeder en hare schoonzuster," hernam Cosmo; »want jonker Rueel heeft nu ten leste joffer Maria Prounink tot echtgenoote gekregen."
»Die koortsen geven zonderlinge inbeeldingen," hernam de Maulde, de hand aan ’t voorhoofd brengende. »Aan uw vromen vriend heb ik beloofd, het leven getroost te dragen. Maar nu ik bij krachten ben, moet ik voort, ver van hier, morgen trekken wij naar Sluis."
»De compagnie staat marschvaardig, kapitein!"