Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/35

Deze pagina is proefgelezen

van de Algemeene Staten, houde ik en zal met mij houden ieder, die het recht verstaat, voor eene ongeoorloofde handelwijze; eensdeels, omdat die Staten daartoe niet gemachtigd zijn geweest van hunne principalen, ten aanzien van Vlaanderen, ’t welk nog tot de Unie behoort; en anderdeels, daar die uitsluiting strijdt tegen ’t gemeene welvaren, ’t welk niet gedoogt zulk lid van een lichaam, zonder reden, af te snijden."

»Waarop zij zullen repliceeren, dat er wel deugdelijk redenen waren, die namelijk: dat men nu de gelegenheid wilde waarnemen, om de trouwe vrienden des Graven uit den Staatsraad te weren, en daarna alle besluiten te doen doorgaan die men wil. Vandaar dan ook dat verbod dat gedaan is aan Aisma en Feitsma, om zitting te nemen; men kent ze als kloeke, trouwe mannen, die geen onrecht zullen steunen; maar op wat grond heeft men die geweigerd?" vroeg van Brakel.

»Op grond dat ze nog niet wettelijk aangesteld waren, schoon zij door den Graaf, vóór zijn vertrek, ontboden zijn en reeds beëdigd waren…; en om het al te kronen: weet gij, wie nu zitting heeft genomen?"

»Eenig creatuur van den Advocaat?"

»Neen, zóó fijn zijn ze wel; dáárvoor zal niemand Paulus Buis groeten."

»Buis! zit Buis weer in den Raad!" riepen beide hoorders tegelijk.

»Ja; hij heeft plaats genomen terstond bij zijne wederkomst in ’s Hage, of er niets was gebeurd."

»Hij òòk is toch van den Grave aangesteld, hindert dat dan hem niet?"

»Hij zal eed gedaan hebben aan de Algemeene Staten!"

»Bij God!" riep North, »al kon ik er het pairschap mee winnen, ik zou de tijding van dien hoon niet aan Mylord durven overbrengen."