Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/39

Deze pagina is proefgelezen

Norrits is een verrader; hij maakt verbond met de vijanden van Mylord. Hij is de man om zich met den eersten aan te sluiten aan de Hollanders."

»Norrits is geen verrader, Mylord! Norrits is een voorzichtig man, die zich geene vijanden maakt, waar hij acht dat men vriendschap moet winnen; hij is in onmin met Mylord Leycester, dat is waar, maar hij is een trouw dienaar der Koningin…, en hij zal zich niet aan de Hollanders aansluiten, waar deze tegen de tractaten handelen. Bedenk daarbij, op welken slechten voet hij staat met Hohenlo, sinds de twist van dezen met Sir Edward, zijn broeder, en hoe wijd eene klove dit stelt tusschen hem en de Hollandsche krijgsoversten, en gij zult overtuigd zijn hoe weinige toeneiging hij moet hebben, en hoevele belemmering vinden om zich aan die zijde te voegen."

Pas had Wilkes uitgesproken, of de deurwaarder diende den Generaal Norrits aan, die binnentrad met zijne gewone fiere en vaste houding en ietwat barsche manieren, maar ook zijn gelaat stond meer somber dan anders, zoodat Wilkes na de eerste begroeting, aanleiding vond om te zeggen:

»Mij dunkt, Generaal, de zaken gaan u ook niet zoo gansch naar wensch."

»Neen, voorwaar, Sir! men moest geen Engelsch bloed in de aderen hebben, om met geduld te dragen wat hier omgaat… Met de uiterste omzichtigheid komt men hier nog met schade en schande aan ’t eind; men ziet de gevaren; men wijst aan hoe ze te keeren, en toch ontvaart men ze niet. Men geeft goeden raad, die niet wordt gevolgd, en… keert de kans ten kwade, toch ziet men den Engelschen naam gediffameerd en geschonden, of ieder van ons schelm en verrader geboren ware. Waarom moesten luiden als Stanley en York juist de plaatsen innemen, die door bekwamer en meer getrouwe mannen met goed geluk konden zijn bezet; of voor ’t minst, waar Mylord ons