Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/75

Deze pagina is proefgelezen

»Wees zeker, Ada! ik zal vaststaan in ’t gedenken aan u."

En hij ging van haar heen.

Toen hij weg was, barstte Ada in een luid en hartsttochtelijk schreien los.

»Wat is u, zuster?" vroeg Wijndrik, in de hoogste verbazing; »ge jammert dus, als eene hopelooze, om eene ure vroeger scheidens van uw lief?"

»Broeder! veroordeel dit niet; het is mij, of hij ging om niet te keeren…"

»Vóór morgen te twaalven." spotte Wijndrik, haar naziende, terwijl zij haastig uit het vertrek wegvlood.