Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/101

Deze pagina is proefgelezen

om tot bewaring van zijne stad Culemborg over ’t garnizoen te commandeeren, met één woord, hij zette zich eerder in het postuur van een aanvaller, dan van een verslagene, en zoo Barneveld en de Staten voor ’t oogenblik zich gelieten die houding niet op te merken, was het alleen omdat zij zelven hier met zooveel zwarigheden en verwarringen te worstelen hadden, en zich voorbehielden den vermetelen Graaf, die zulk eene fiere houding aannam, op zijn onafhankelijk gebied, ter tijd en wijle voor die vermetelheid zwaar genoeg te doen boeten.

De jonge Graaf Floris had onder dit alles zijn elfde jaar bereikt. Het spreekt vanzelf dat de Graaf bij de opvoeding van zijn zoon niets had verzuimd wat hij achtte tot de eischen van zijn rang te behooren, wat men destijds tot de vereischten eener goede opvoeding rekende. Meester Bernardus Zwaerdecroon (ook van Amersfoort genoemd), was van den beginne aan zijn preceptor bij uitnemendheid, en dit zegt ons, dat het Latijn en de klassieke letteren al vroeg eene hoofdrol speelden bij zijn onderwijs, hoewel noch de schoone kunsten, muziek en teekenkunst, noch de lichaamsoefeningen verwaarloosd werden, die tot de gezondheid en de behendigheid moesten meewerken. Bij zijn godsdienstig onderwijs heeft hoogstwaarschijnlijk Dominus Modet eene voorname plaats bekleed, en zoo het waar is, dat Floris II later, in de troebelen door de Remonstranten veroorzaakt, partij heeft genomen voor dezen en naar hunne gevoelens overhelde, kan men gerust zeggen, dat het niet aan zijne opvoeding heeft gelegen, noch aan de indrukken in zijne jeugd ontvangen, misschien toch wel, hoewel op andere wijze dan door verzuim; overmaat doet walgen, zegt men van de spijze; met geestelijk voedsel, hoe goed en hoe krachtig ook, is het zeker niet anders, en wij vreezen dat het te veel, te zwaar, en te vroeg, hier voor de toekomst van schadelijke werking zij geweest; wij vinden opstellen van zijne kinderlijke hand, waarin de hoogste en diepste leerstukken der Gereformeerde kerkleer als met wiskundige vastheid en klaarheid zijn uiteengezet, die, juist omdat ze zulke waarheden verkondigen, die eerst door de consciëntie moeten voorgevoeld zijn om begrepen te worden door het verstand en dierbaar te blijven aan het harte, bij een knaap van tien of twaalf jaar nauwelijks iets anders kunnen geweest zijn dan de vrucht van het geheugen, getrouw weergevende wat hem is voorgezegd of voorgeschreven. De fouten