Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/102

Deze pagina is proefgelezen

zelf, die er zijn begaan (de verbeteringen schijnen niet van Modets hand, denkelijk van een ondergeschikt huisonderwijzer) getuigen voor de onderstelling dat het kind inderdaad geen begrip heeft van de wichtige zaken, die hier worden behandeld, en dat het die vergeten zal, zoodra de les is afgedaan, als alles wat het verstand niet heeft gevat, noch de verbeelding heeft getroffen. Moet men dan, waar alle oefening en onderwijs in de vroege jeugd raadzaam worden geacht, ook met dit onderwijs niet aanvangen in de kindsheid? kan er gevraagd worden. Ik voor mij zal daarop geen neen zeggen; ik ben niet van de meening dat de ouders, die gehouden zijn hunne kinderen van alles mede te geven wat hen op de zware levensreize noodig kan zijn, hen juist dat eenige zouden moeten onthouden, wat hen die kan verlichten en tot het wezenlijke doel van den tocht heenleiden; en dat ze hen daar niet zouden mogen voorlichten en ten gids zijn, waar dwalen het gevaarlijkste is; maar, dat er moet toegezien worden op de maten en de wijze waarop dat eerste kostbare levensvoedsel voor de ziele wordt toegediend, evenzeer en meer nog dan op het andere, dat is, dunkt me, onbetwistbaar, en het wordt misschien door niemand betwist, zoodra er over nagedacht of over gesproken wordt; maar desalniettemin en even. wel nochtans… wordt er niet altijd en niet door allen naar die overtuiging gehandeld.

Sommigen onthouden die spijze geheel, en willen afwachten tot de trek zich zal toonen, die toch welopgewekt dient te worden; anderen overvoeden met onverteerbare kost, of voegen aan de gezonde spijze specerijen toe die overprikkelen, of suikeren ze zoo kwistig, dat de zoetheid in flauwheid verkeert, die wee maakt. Te zorgen dat dit overkostelijk voedsel niet op zoodanige wijze worde gereikt, dat er afkeerigheid of overprikkeling na volgt, uwe overtuiging niet opdringen noch opplakken, (het opgedrongene zal eenmaal drukken, het opgeplakte valt met den tijd weer af), maar de kiem leggen, het zaad strooien, niet gehaast wezen vrucht te vragen, de verbeelding warm en levendig houden, waar het God en Zijn dienst geldt, maar niet overspannen; de teerheid der consciëntie te bewaren, hare sprake te leeren verstaan, en boven alles het harte ontvankelijk te maken voor ’t geloof en de liefde, dit, moeders! is uwe gezegende en belangrijke taak; zij is het vooral in een tijd als de onze, waarin