Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/104

Deze pagina is proefgelezen

prijselijk was, niet verzuimd, maar vond er plaats met dien ernst en gezetheid, die wel geschikt was een diepen en heiligenden indruk te maken op de kinderlijke fantasie. Geen der huisgenooten had vrijheid zich aan die dagelijksche bijeenkomsten te onttrekken. De hofmeester of een der aanwezige predikanten nam de leiding daarvan op zich, en de Graaf zelf gaf het voorbeeld van eerbiedige aandacht, dat door elk der aanwezigen moest worden nagevolgd, al ware het dan ook slechts naar de uiterlijke houding. Daar werd strenge tucht geoefend over ieder, die zich achteloos of nalatig had betoond in dezen! Niets zeker past den mensch beter dan ootmoed voor God, maar daarvan de uiterlijke gestalte te moeten aannemen op gezette uren, niet uit innerlijken drang des harten, maar om een ander mensch te believen, en bestraffing te ontgaan; dat zeker is een dwang, die huichelaars vormt, die Gode niet welgevallig kan zijn en die tot reactie uittergt, zoo ras het juk van de schouderen kan worden geschud. Doch er was meer. Als de Christelijke huisvader den Bijbel had toegeslagen, moest de antipapist zich lucht geven in ’t opwerpen van strijdvragen en verschilpunten, waarvan de oplossing, zoo zij al werd verkregen, mogelijk hare nuttigheid had voor hem zelven, en zijne omgeving, maar zeer zeker weinig aantrekkelijks moesten hebben voor een aankomenden knaap, die er noch licht uit scheppen, noch door gesticht kon worden, maar die er des te meer de gerektheid van wist te meten aan de verveling, die ze hem veroorzaakten. De tegenwoordigheid van de ballingen, die in den huiselijken kring werden opgenomen of aan de grafelijke tafel aanzaten, bracht in dezen evenmin afwisseling als verversching van denkbeelden. Zij behoorden tot de heftigste Reingoudisten, die bij voorkeur onder elkander bespraken den staat »der publieke zaken, en de belangen van Gods ware kerk," waarvoor zij hadden geijverd met welmeenendheid zeker, maar toch veelal met meer ijver dan verstand, en wier nederlaag zij voltooid achtten met hun eigenen val. Zij vermengden te veel persoonlijke veeten en verongelijkingen, hun aangedaan, met »Gods eigen zake," zooals zij het noemden, achtten die verloren, omdat zij zich ontwapend voelden, en dreigden hunne tegenstanders met den Hemelschen toorn. Zij misten den toon der berusting, die vervolgden om des geloofs wille, en die van waren Christelijken moed getuigt; omdat ze meer hadden gegrepen naar de uiterlijke aardsche macht, dan