Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/110

Deze pagina is proefgelezen

hadden en waaronder Roomschgezinden waren, zooals zij achtte dat te behooren voor den toekomenden heer van een graafschap, waar de beide geloofsvormen heerschende waren. Men ziet het, de Gravin toonde zich te Culemborg vrijzinniger dan te Gerolstein, en zeker zou ze in onzen tijd voorstanderesse zijn van ’t gemengd onderwijs; maar de Graaf, die het ongeluk had zijne gevoelens niet te kunnen wijzigen naar de omstandigheden, wilde in hare liberale voorslagen niets anders zien dan de zucht om tegen te streven, en zich meesteresse te maken van de voogdijschap over zijn zoon; hij was onverzettelijk in het handhaven van de oude leermeesters en van zijne eens genomen maatregelen. De Gravin en hare partij liet zich echter zoo niet afwijzen. Een berucht en vermetel persoon, Jan van Kerkhoff, die grooten invloed oefende op het volk, en zelfs zijne vrienden had in den magistraat, stelde zich aan het hoofd eener gewapende beweging, die toestemming vorderde in de voorstellen der Gravin, of verandering van regeering, vermoedelijk de afstand van den ouden Graaf en verheffing van Floris II, onder het regentschap zijner moeder.

Voorwaar, het is niet te verwonderen dat de ongelukkige Graaf later klaagde, »dat zijne vrouw zich vijandiger tegen hem gedroeg dan de Spanjaarden," maar met klachten was geen oproer te dempen en van Pallant-Culemborg gebruikte geweld om geweld te keeren. Het oproer werd gestild, eenige schuldigen gestraft, Jan van Kerkhoff buiten ’t Graafschap gebannen, maar de hoofdschuldige, de Gravin, bleef meesteresse van het terrein. De Graaf wilde, of durfde geen dwang tegen haar te gebruiken, en zij dwong hem den jongen Graaf van het vaderlijk slot te verwijderen en in de stad Culemborg eene verblijfplaats voor hem te kiezen, ter geruststelling, zoo het heette, voor haar zelve en voor de goede burgerij, dat men dezen niet vervoeren zoude naar eenige stad of slot buiten het Graafschap, en hij alzoo blijven onder het opzicht en de leiding van de personen, waarop de achterdocht en de antipathie der moeder en der goêgemeente nu eenmaal was gevestigd; en om het misnoegen der burgerij te stillen, dat toenam, zelfs nadat het oproer was gesust, moest Pallant-Culemborg toegeven. Met welke gewaarwordingen van smart en beklemdheid kan men zich voorstellen. Zij spreken zich uit tot in den toon der proclamatie, waarbij hij van het besluit, om zijn zoon uit zijne onmiddellijke nabijheid te verwijderen, kennis geeft aan de