Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/113

Deze pagina is proefgelezen

kan het haar niet ten kwade duiden; zij zag hier meer helder dan haar gemaal, en niet zoozeer op haar eigen belang, als wel op het waarachtig belang van den jongen Graaf; zeker, bij de dispositie waarin de oude Graaf was geraakt door den druk van rampspoeden, kwalen en jaren, en bij de stemming van een deel der burgerij, zou het haar geene groote moeite hebben gekost om over hem zelven en het Graafschap te heerschen, daar hij in de stemming was om haar alles toe te staan wat zij wilde, zoo zij slechts Floris aan zijne zijde liet. — Maar was na al het gebeurde een vreedzaam en gelukkig huiselijk leven tusschen hen mogelijk? Was het niet bijna zeker dat de huiselijke orkanen bij de minste aanleiding opnieuw zouden opsteken, dat de zoon, nu tot een leeftijd gekomen, waarop men deze noodlottige verdeeldheden niet meer voor hem verhelen kon, getuige van deze twisten, partij zou kiezen tusschen zijne ouders, of wel beiden leeren minachten, tot schade van de liefde en ’t ontzag, die hij ze schuldig was. Wat moest er onder zulke omstandigheden van zijne vorming worden? Was het niet veel wijzer en beter dat beide ouders zich een offer getroostten, zich speenden van zijne tegenwoordigheid, en dat hij eene vrijere en frisschere lucht ging inademen dan die van Culemborg, besmet met de pest der tweedracht en der partijschap, Was het niet noodzakelijk voor zijne ontwikkeling als mensch, als staatsman, als regent, dat hij wetenschappelijke kennis ging oogsten op ruimer en rijker veld dan de leerkamer in het vaderlijk slot, en was de kleine spanne gronds van het grafelijk gebied wel de geschikte oefenschool voor levenservaring en menschenkennis, die van zoo groote waarde moesten zijn voor den toekomstigen heer van Culemborg, en zonder welke het vaderland in hem geen geschikten dienaar noch voorstander konde zien; de tijd was voorbij dat de afkomst en de rang genoeg waren om een edelman tot eereambten en waardigheden te verheffen, daar werden kunde en geschiktheid geëischt, en hem weerhoudende die te verwerven, zou men den jongeling den weg afsluiten, die tot aanzien en gezag konde voeren in ’t Gemeenebest.

De hoogeschool van Leiden, die aanving zoo bezocht te worden, waar zóó vermaarde hoogleeraren, studenten heentrokken tot uit het buitenland; werwaarts Willem van Oranje zijn eigen zoon had heengezonden, waar de Prinses de Coligny gedacht haar zoon