Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/140

Deze pagina is proefgelezen

had over dat alles wat gij daar zegt niet zoo ver en zoo vlug nagedacht, alleen kwam de vurige wensch bij mij op, dat gij mijne vriendin mocht zijn, mijne wellieve, vertrouwde vriendinne, en daartoe hoopte ik u te verbidden."

»Is het dus bedoeld!"sprak zij zachter en met eenige minzaamheid op hem ziende. »Maar toch," hervatte zij, »waartoe zou dat dienen, aan vrienden en vriendschap ge breekt het u immers niet."

»Er is vriendschap en vriendschap, Francijntje! die, waarmede men mij omgeeft is… vrij drukkend… en doet me zekere verlatenheid te meer voelen…"

»Ik heb u dezen morgen hooren klagen over te groote bezorgdheid uwer vriendin, dat tuigt, dunkt me, toch gansch niet van onverschilligheid…"

»De overdrijving van zorge, die mij de vrijheid rooft, acht ge die bekwaam mij het harte tot het zoet gevoel van vriendschap te bewegen?" vroeg hij met een zucht. »Moet de afhankelijkheid, daarin men mij houdt, mij niet veeleer verbitteren en opzetten tegen hen, die mij geen dag, geen uur, ik mag zeggen geen minuut aan mij zelven overlaten," eindigde hij met heftigheid.

»Dat is waar!"sprak zij overtuigd en meewarig, »Dat mij belangt, ik, die van mijn dertiende jaar af meesteresse geweest ben van al mijn doen en laten, ik zou zoo iets niet konnen dragen! maar dat is zeker zoo ingesteld ten uwent, omdat gij een Graaf zijt…

»Juist!" hernam hij met een pijnlijken glimlach, »en ook nog om wat anders… ook weet ik wel dat ik het dragen moet, en ik drage het Francijntje, zooals de gevangene zijne ketens, wel wetende dat ze te meer zullen knellen, als hij er aan schudt om ze te verbreken. U wil ik het bekennen, ik ben gansch niet zeker dat ze uit de vrijheid, die ik mij heden heb veroorloofd, geene oorzaak zullen nemen, om mij nog nauwer te bewaken…"

»Dat zou wel heel wreed zijn!" sprak zij meedoogend en als met beschermende teederheid, haar lief handje op zijn schouder leggende, »maar wees gerust, Hendrik Prouninck heeft immers de boodschap gebracht van uw gouverneur, dat hij genoegen nam in uw uitblijven."

»Ja! spreek me van dezen!" riep Floris met zonderlinge bit-