Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/145

Deze pagina is proefgelezen

zeggen mocht tot geheime voldoening had gestrekt, en die te midden der tafelvreugde invallende, er zijn goed deel van had kunnen nemen, hetgeen niet belette dat hij strak en somber bleef, en nauwelijks een woord met Floris wisselde, die, bij ’t geen er in hem zelven omging, niet op dien geheimen onwil lette; nu echter merkte hij die ongewone stroefheid op, en terstond wat snel den arm van Francijntje loslatende, trad hij naar Hendrik toe, en vroeg wat hem deerde, en of hij zich niet te veel had vermoeid met heenen terugloopen in die hitte.

»Ik ben teruggereden, Graaf, en Uwe Genade weet wel, dat ik niet op lijfsvermoeienis, noch op… andere kwelling zie, als het uw genoegen of believen geldt," antwoordde Hendrik op zulk een koelen, neerslachtigen toon, dat Floris hem verwonderd aanzag, en met zekere drift zeide:

»Ik wil weten wat er aan schort, is de Burgemeester lastig geweest? spreek toch."

»Ik heb niets te zeggen, Floris, gij kunt gerust uw vermaak nemen, en wat mij belangt… mij schort niets!"

»Als gij nu niet spreken wilt, zal ik geduld nemen tot later!" hernam Floris, de schouders ophalende; hij begreep dat hij zijn tijd beter kon gebruiken, dan tot het uitlokken eener verklaring, die zijn vriend zoo weinig gereed scheen te geven, en waarlijk hij moest zich haasten zijn recht om naast Francijntje te zitten te laten gelden.

»Joffer Lantscroon! ik heb mij aan tafel ter wille van Floris opgeofferd, laat het nu eens mijne beurt zijn bij ’t nagerecht!" sprak de student Flip, zich bij het meisje voegende, dat al vast wat onrustig het hoofd omwendde naar haar cavalier.

»Gij kunt me niet weigeren, tenzij de slimme Jonker u zoo flusjes het jawoord heeft afgevleid!" voegde Flip er lachende bij.

»Ja, die daarnaar staat mag haar jaar en dag oppassen, en dan zal hij nog niet veel gewonnen hebben!" bromde Simon de Breede, Floris aanziende, of hij zeggen wilde: »gij behoeft niet te beginnen."

»Wees gerust, meester Simon, zoo lang blijf ik niet aan de academie!" riep de schalke Floris hem toe, in al den overmoed van zijne aanvankelijke zegepraal.

»Houd me dit ten goede, meester Philip! ik zal mijne dame niet afstaan," sprak hij vrij besloten tot dezen, die, na een wei-