Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/17

Deze pagina is proefgelezen

Na de overweging van het boven voorgestelde, na in aanmerking genomen te hebben, hoe de onwetendheid van ’t geen men zien zoude de nieuwsgierigheid moest prikkelen en de verbazing over het geziene ten top moest voeren, zal niemand, hope ik, het der bevolking van Holland, zoowel vrouwen als mannen, meer euvel duiden, dat zij in massa heenstroomde naar Valkenburg,

    als Lodewijk XIV. De laatste onzer stadhouders, Willem V, had er twee in zijne menagerie op het Loo; zij waren van Ceylon afkomstig en reeds dertien jaren in zijne diergaarde, toen de storm der revolutie aan zijn stadhouderschap een einde maakte, en ons land ter prooie gaf aan de Franschen. Maar al hadden dezen Holland en de Hollanders, ze hadden nog niet de olifanten van Willem V. Althans toen zij die naar Frankrijk wilden voeren, begrepen de schrandere dieren, dat ze op ’t Loo tehuis hoorden en verkozen er te blijven, De Fransche republiekeinen nu, konden wel tronen en zetels omverwerpen en alles guillotineeren, wat hun in den weg stond, maar olifanten tegen wil en dank verplaatsen — dàt konden ze niet. Men kon ze niet op eene charrette werpen, als onttroonde Koningen, en toch, deze toonden zich zóó onhandelbaar, dat men met hen de reis te voet niet durfde ondernemen. Goede raad was duur, de Fransche ijdelheid speende zich noode van de belangrijke levende trofeën. Men besloot de hoofdige kolossen in ruime, sterke hokken over te brengen, die op wielen waren gesteld, en om er hen aan te gewennen, werden ze een tijdlang dagelijks daar binnen geleid om gevoederd te worden. Dat ging goed, zij traden binnen en aten. Toen men achtte dat zij er de gewoonte van gekregen hadden, werden dag en uur voor het vertrek bepaald. Men leidde ze in als altijd, de cornac sloot de deur en gaf het sein waarop men zich in beweging zou stellen; maar op helzelfde oogenblik geeft mijnheer de olifant met den kop een stootje tegen de deur, dat zij aan stukken valt, en stapt daarop bedaard het hok uit in al de rustige majesteit zijner zelfbewuste kracht. Op hetzelfde oogenblik geeft mevrouw zijne gemalin zulke ondubbelzinnige leekenen van ongeduld, om zich bij hare wederhelft te voegen, dat men zich haastte daaraan te gemoet te komen, De reis moest worden opgegeven: Eerst veel later heeft men het geheim gevonden, om hen in den aftocht genoegen te doen nemen.
    Wat een olifant met zijne onwrikbare wilskracht een schitterende rol zou spelen bij onze belangrijke negentiendeeeuwsche liefhebberij der tafelspraak. Wie weet of hij nog niet grooter wonderen deed dan Mr. Home met zijne klopgeesten… als hij wilde… de kwestie is maar dat hij zou willen… en dat is niet zeker, een olifant heeft zulke gezonde hersenen…!