Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/170

Deze pagina is proefgelezen

ze niet uit het harte komen; maar zwakheden te vleien, daarover men glimlacht, dat is… doch ik zal het niet stempelen met den naam dien het verdient aleer ik de bron ken, waaruit het voortkomt."

»Waaruit het voortkomt!" riep Floris met heftigheid, »de gevangene, wien alle hoop op ontslaking begeeft, koopt zijn kerkermeester om! Ik moet een paar uren vrijheid hebben dezen dag, ik moet het."

»Omdat gij een bezoek hebt te brengen aan Francijntje Lantscroon, niet waar?" viel de la Rivière in op een kalmen toon.

De jonge Graaf werd gloeiend rood, en zag zijn Gouverneur aan met oogen, wijd geopend van schrik en verbazing, even snel vervangen door eene verslagenheid, die hem bleek en moedeloos op een stoel deed neerzinken, terwijl hij uitriep: »HIJ weet dat! zoo is alles verloren…"

»Mon cher!" sprak de la Rivière, zijne hand vattende, »gij valt heden in allerlei overdrijving. Waarom ontstelt het u zoo; dat ik dit voornemen heb geraden, en wat is daarmee voor u verloren?"

»Niets minder dan dat ik het nu zal moeten opgeven!" antwoordde Floris met eene onbeschrijfelijke mengeling van smart en toorn, gij zult mij toch wel niet toestaan derwaarts te gaan.!

»Ik zie niet waarom ik u daarin zou verhinderen! Het behoort; tot mijne verplichtingen u de manieren van een welopgevoed edelman te leeren. Courtoisie te oefenen jegens de vrouwen is daaronder wel degelijk begrepen naar mijne meening; het is niets meer dan beleefd, dat gij die joffer een bezoek brengt, nadat gij haar dienst hebt bewezen en een dag in haar gezelschap hebt overgebracht! Zoo ge ’t niet uit u zelven hadt bedacht, zou ik er u toe hebben aangemaand."

Floris slaakte een zucht van verlichting en had moeite een kreet van blijdschap te wederhouden; een levendig rood verving zijne lijdende bleekheid, en zijne zacht blauwe oogen tintelden van vroolijkheid; hij wilde zich in de armen werpen van den Franschen edelman, en toen deze dat afweerde, kuste hij zijne handen in eene verrukking, die hij op eenige wijze moest uitspreken. De Gouverneur was minder verrukt. Hij onderdrukte een zucht, die er geen van verlichting was, en zijne trekken namen eene uitdrukking aan van strakken ernst, toen hij zeide: