Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/180

Deze pagina is proefgelezen

dan aanbrengen, wat ik van u heb afgeweerd, waar ik mij al heb tegengesteld; hoe ik voor u geworsteld heb en gestreden, wat ik voor u geleden heb en gedragen? Moest ik dan met u komen juichen in mijn triomf, tot schending van den onderlingen vrede, die toch al zoo moeizaam bewaard blijft, tot schade van den eerbied, dien gij altijd schuldig zijt aan de mannen die u hier om geven, naar den wil van uw vader. Moest ik u mijne nederlage klagen, wat oordeelt gij?"

»Neen, mijnheer, neen, dat kon niet zijn!" antwoordde Floris zichtbaar bewogen.

»Want ik heb ze geleden," hervatte de la Rivière, »meerdere en meer smartelijke dan ik u kan mededeelen; moest gij het dan weten, dat onder allen, die hier belast en vermoeid zijn, geen zoozeer gedrukt en gedreven wordt als juist ik; dat ik hier , de lijder ben en de martelaar, op wie allerlei instrumenten van foltering worden toegepast; dan eens waar ik mijne fierheid als welgeboren man, mijn trots als edelman in het stof moest buigen, nu weer waar ik mij als voelend, als denkend mensch, als verlicht Christen moest regelen en schikken naar allerlei grofheid, bekrompenheid en vooroordeel, waarmee geen vergelijk is te treffen; tot zelfs waar ik als dichter en wijsgeer heb te kampen met armzaligen letterdienst en schoolmeesters-geleerdheid, zonder kunstzin en leven!" eindigde hij met meer heftigheid, dan men van zijne machtige zelfbeheersching zou verwacht hebben, meegesleept door het opgewekt gevoel zijner pijnlijke worstelingen; maar hij scheen dit terstond in te zien, en hervatte met minder levendigheid, doch met hoogeren ernst, »ook moet ik de krachten tot dit dagelijksch martelaarschap zoeken in ’t aanhoudend gebed, en menige nacht in pijnlijken zelfstrijd doorgewaakt, zou u kunnen bewijzen, dat, zoo ik niet alles voor u heb gedaan, wat gij hebt gewacht, ik ten minste veel heb gestreden, alleen maar om de kracht te behouden aan uwe zijde te blijven en dat kruis met u te dragen, dat ik niet heb kunnen afnemen, al heb ik voorzien dat het de teere, jeugdige schouders te zwaar zou vallen!"

»Ik wil het dragen, ik zal het dragen om uwentwil! Ja, ik voel het, gij zijt mijn beste, mijn eenige vriend!" riep Floris, die met klimmende deelneming had geluisterd, en nu overweldigd door zijn gevoel in tranen uitbarstte, zich aan de la Rivière’s voeten